Leuk hoor, wielrennertje spelen. Hard rijden, plat door de bocht, met een noodgang een viaduct op en met ware doodsverachting sprinten voor een plaatsnaambordje. Maar als je een racefiets koopt, ben je nog niet meteen een wielrenner. Dat kun je wel worden. In twintig stappen helpen we je op weg.

1. Check eerst je fiets. Gewoon. Kijken. Dit klinkt als yoga of rechtsdraaiende yoghurt, maar even serieus: die fiets, dat ding dat daar tegen de muur staat, die is van jou! En daar ga jij de mooiste avonturen mee beleven. Dus stel je zwijgend voor aan je fiets. Geef ’m desnoods een naam. Dan kun je hem aanroepen in tijden van grote nood. En als je euforisch een berg op rijdt. En weer afdaalt.

2. Zorg dat de fiets waarmee je de weg op gaat ‘op zekerheid’ is afgesteld. Tuurlijk, jij wint straks de sprint in Parijs, maar dat duurt nog wel even. Zorg dat het zadel niet te hoog staat als je begint. Ongetwijfeld heb je je nieuwe karretje laten afstellen bij aflevering. Stel dat het zadel op een hoogte van 75 centimeter dient te staan, zet het dan gerust op 73 centimeter. Het kan later altijd nog wat omhoog.

3. Voor iedereen die gewend is om te koersen is een gestrekte houding op een racer geen probleem. Maar als je net begint, laat je nieuwe maatje dan nog niet te racy afstellen. Vraag om een extra spacer tussen de stuurpen en het balhoofdstel, zo komt het stuur wat hoger te zitten. Of draai de stuurpen om, zodat je minder voorovergebogen zit.

4. Volgens de kenners moet je meteen honderd procent goed zitten, maar dat hoeft bij je eerste fiets echt niet gelijk. Maak eerste een of twee ritjes. Wen aan de houding. Leer je fiets kennen en raak er vertrouwd mee. Zit je dan toch niet lekker, of wil je een sportievere houding proberen, laat de boel dan bijstellen. Of doe het zelf, daar steek je wat van op.

5. Zit je goed? Noteer dan je afstellingen. Schrijf ze op een papiertje of zet ze in je telefoon. Noteer eerst de hoogte van het zadel. Dan de afstand punt zadel tot het midden van waar het stuur in de stuurpen zit. Tot slot de afstand van dat midden van het stuur tot aan de grond. Bonustip: plak een stukje tape op de zadelpen net boven de zadelpenklem. Als de pen er ooit uit moet, weet je de juiste hoogte nog.

6. En dan nu het mooiste: de eerste rit. Het liefst onder een lekker zonnetje, bij een graadje of twintig en windkracht 0. Maak een rondje in de buurt van een goed uur. Ben je nog wat onwennig en wil je het zekere voor het onzekere nemen? Lees tip 7.

7.  Rij je eerste ritje rechtsom. Dus stap de voordeur uit, sla rechtsaf, daarna weer drie keer rechtsaf en kijk nou: je bent alweer thuis. Die rechte stukken mogen 50 meter lang zijn, maar ook 10 kilometer. Waarom rechtsom? Dan hoef je idealiter minder vaak een weg over te steken. Vanaf huis beginnen is sowieso een topplan. Want je moet niet alleen je fiets leren kennen, maar ook de omgeving waarin je gaat fietsen.

8. De eerste keer met klikpedalen is altijd spannend. Want stel toch eens dat je vergeet uit te klikken. Geen zorgen, het went supersnel en uiteindelijk verhoogt dat kliksysteem je fietsplezier alleen maar. Oefen voor je eerste ritje alvast leunend tegen de muur. Onderweg kies je een punt waar je wilt stilstaan en bedenk je welke voet je op de grond wilt zetten. Rem en draai je hiel naar buiten. Klik. Zie je wel, eitje!

groepje

9. Drinken tijdens het fietsen is voor veel beginners ‘een dingetje’. Je moet naar beneden kijken om je bidon te pakken, met één hand je stuur vasthouden en dan ook nog drinken zonder het overzicht te verliezen. Oefen ook dit bewust. Liefst op een recht stuk weg zonder tegenliggers. Oefen een paar keer met het pakken van je fles zonder er naar te kijken. Na een tijdje weet je hem blindelings te vinden. Heb je een bidon waarbij je de tuit moet uittrekken? Doe dat met je tanden. Zet de fles vanaf de zijkant tegen je mond, zo blijf je zicht naar voren houden.

10. Neem in het begin een vaste route. De monotonie van een rondje dat je kent geeft je de gelegenheid om te wennen aan je fiets en om automatismen in te bouwen. Want als je gaat ‘wielrennen’ doe je heel veel automatisch: trappen, remmen, schakelen, een gaatje induiken… en ook nog eens tussendoor drinken. Uit een bidon. Die ‘ergens beneden’ op het frame zit. Geen zorgen, uiteindelijk zal het allemaal blindelings gaan.

11. Fietstechniek leren kun je ook prima op een groot, leeg parkeerterrein, van zeg Ikea of Hornbach. Je weet wel, zo’n plek waar je ooit stiekem je eerste ‘autorijles’ kreeg van je vader of moeder. Daar kun je veilig oefenen met bijvoorbeeld schakelen, remmen en bochten nemen. Wil je het professioneel aanpakken? Zet een paar pylonnen neer en ga achtjes draaien, net als bij motorrijles. De NTFU organiseert ook ieder jaar Start2Bike-cursussen voor beginners.

“Fietstechnieken leren kun je prima op een groot, leeg parkeerterrein. Je weet wel, zo’n plek waar je ooit stiekem je eerste rijles kreeg van je vader of moeder. Hier kun je oefenen met zaken als schakelen en remmen.”

12. Ga in het begin vooral rustig in je eentje fietsen – en anders hooguit met één maatje. Te veel prikkels en te veel bemoeienis van anderen kun je in die gewenningsfase missen als kiespijn. Ze leiden alleen maar af van de kennismaking met je fiets. Laat je zeker niet verleiden om meteen met een groepje mee te gaan. Als beginneling ben je in een groep een risico, zowel voor jezelf als voor de anderen.

13. Zoek in de buurt een viaduct of brug. Dat hoeft echt niet de Van Brienenoord te zijn. Zolang er maar een beetje hoogteverschillen zijn, dan kun je er prima oefenen. Het staan op de pedalen bijvoorbeeld. Of terugschakelen (lichter) tijdens het klimmen. Of bijschakelen (zwaarder) en remmen in de afdaling.

14. Rem op het vlakke vooral met de voorrem, net als een motorrijder. Misschien ben je bang dat je over de kop slaat, maar zolang je die voorrem niet vol in knijpt, zal dat niet gebeuren. Je zult wel even moeten wennen aan de‘modulatie’: het moment waarop een rem aangrijpt en hoe hard je moet knijpen. Dit gaat zowel op voor de velgrem als de schijfrem. Remmen met de achterrem? Dat levert bij te hard remmen een blokkerend achterwiel op.

remmen moduleren

15. Heb je je fiets door en begin je al automatismen te krijgen? Dán is het tijd voor een groepje. Je ontdekt er de extra lol van wielrennen, want ‘samen sta je sterker’. Als je in je eentje 25 kilometer per uur kunt rijden, kun je in een groepje zo maar 30 kilometer per uur halen.

16. In een groepje leer je de nodige stuurvaardigheden. Die heb je er nodig, want in een peloton rij je kort op elkaars wiel. En dat vergt oefening. Want je kunt deze Startersgids 256 keer doorlezen, het echte werk gebeurt toch buiten. Binnen fietsen? Leuk en goed voor je conditie, maar ‘sturen’ leer je niet op een indoortrainer – hoe smart-ie ook is.

17. Zoek een nieuw parcours op dat je wat extra uitdaagt. Bijvoorbeeld met meer bochten en met hoogteverschil. In Nederland hoef je hiervoor echt niet per se naar Valkenburg. Zoek bijvoorbeeld de streek rond Nijmegen op, de Brabantse Wal in West-Brabant, de Holterberg, de Posbank, de Amerongse Berg en de omgeving rond Lochem. Daar kun je ook lekker klimmen.

Fiets Startersgids18.  Een uurtje fietsen is altijd beter dan niet fietsen. Om te wennen aan ‘wielrennen’ kun je wat ons betreft in het begin beter twintig tochten van 40 kilometer maken dan 10 van 80 kilometer. Voer de afstand langzaam op, dus niet ineens van 40 naar 100 kilometer. Kleine stapjes werken beter.

19. Stel het eerste jaar vooral een realistisch doel. Beschouw het als een leerjaar. Probeer ook meteen een heel seizoen te fietsen. Lekker klassiek! Begin maart de weg op en dan lekker doorgaan tot ver in het najaar. Daarna niet afstappen; als het straks te koud is, dan ga je fijn het bos in. Met een mountainbike of een gravelracer verfijn je spelenderwijs je skills!

20. Verzorg je fiets. Geniet. Met een hoofdletter G. Je mag fietsen. En daar gaat het om. Het maakt trouwens geen bal uit op wat voor (race)fiets je rijdt. Of met welk merk shirt, zonnebril of helm. Begin gewoon met jouw wielercarrière. Echt, je zult er geen seconde spijt van krijgen.