Deze vraag werd naar ons ingestuurd: “Bij mijn ritten op de Tacx probeer ik mijn hartslag rond de 130 te houden. Soms bij een virtuele klim gaat die omhoog naar 150, maar zakt weer naar 130 na de klim. Met die hartslag kan ik een snelheid van 28 kilometer per uur eenvoudig volhouden. Maar nu is het al vijf keer gebeurd dat ik tijdens een Tacx-rit op mijn Garmin zie dat mijn hartslag, zonder dat er sprake is van een verandering in parcours of inspanning, snel stijgt naar boven de 180. Een paar keer had ik een licht duizelig gevoel, toen dat klimmen begon. Of ik vervolgens minder snel doortrap of mijn benen stilhoud, maakt geen verschil. Omdat het me wat verontrustte, heb ik heel rustig doorgetrapt en ben even gestopt. Mijn hartslag daalt dan langzaam naar de 160 en blijft daar even hangen. Dan geeft mijn Garmin even geen hartslag aan en nadat de cijfertjes weer verschijnen, daalt deze redelijk snel naar de vertrouwde getallen. Ik kan daarna gewoon mijn inspanning voortzetten. Na de cooldown zakt mijn hartslag terug naar normaal, in rust tussen de 45 en 55. Is dit een reden om mijn huisarts te raadplegen?” Sportarts Edwin Achterberg geeft antwoord.

Wat je beschrijft zou inderdaad kunnen passen bij een hartritmestoornis en om je vraag direct te beantwoorden: het is absoluut belangrijk dit met je (huis)arts te bespreken. Er zijn veel verschillende hartritmestoornissen; onschuldige maar ook levensbedreigende. Je huisarts wil inderdaad weten wat de hartfrequentie is tijdens deze ritmestoornis en welke klachten je daarbij ervaart, maar ook of het ritme van de slagen regelmatig is of juist onregelmatig. Ook belangrijk is of het vooral optreedt tijdens inspanning of in rust. Samen met je (huis)arts kun je een plan maken om de juiste diagnose te stellen met daaraan gekoppeld een behandelplan. Onderstaand zal ik eerst de normale prikkelgeleiding van het hart bespreken, gevolgd door twee veel voorkomende ritmestoornissen.

Hartslag
Een hartslag begint met een door het centrale zenuwstelsel aangestuurd elektrisch signaal in een groepje cellen (sinusknoop) hoog in de rechterboezem (atrium). Vanuit de sinusknoop verspreidt het signaal zich over beide boezems zodat de boezems samentrekken en het bloed vanuit de boezems naar de hartkamers stroomt. Op een hartfilmpje (ECG) is dat zichtbaar als de P-top (zie figuur). Tussen beide hartkamers ligt de AV-knoop. Als het signaal vanuit de boezems bij de AV-knoop aankomt dan wordt het signaal doorgegeven en verspreid over beide kamers via het bundeltakgeleidingssysteem (bundel van His). Deze depolarisatie is op het ECG zichtbaar als het QRS-complex. De kamers trekken samen waardoor het bloed de aorta in gepompt wordt. De volgende stap is de repolarisatie (ontspanning) van de kamers die op het ECG zichtbaar is als de T-golf. Nu is de cyclus van één hartslag compleet en ontstaat een nieuw signaal in de sinusknoop.

Hartslag

Ritmestoornissen
Als de elektrische prikkel niet goed door het hart loopt, dan kan een ritmestoornis ontstaan. Twee veel voorkomende ritmestoornissen zijn boezemfibrilleren (atriumfibrilleren) en premature ventriculaire complexen (overslagen). Bij atriumfibrilleren (AF) is sprake van ongecontroleerd samentrekken van de spiercellen in de boezems. De geleiding van het hart wordt daardoor niet meer aangestuurd door de sinusknoop. Op willekeurige momenten wordt een prikkel doorgegeven aan de AV-knoop. Het gevolg is dat het hart snel en onregelmatig gaat kloppen. Op het ECG ontbreken dan de P-toppen en is de afstand tussen de QRS-complexen erg wisselend. Een van de risico’s van AF is het ontstaan van bloedstolsels in het hart. Als deze meegevoerd worden met de bloedstroom dan kunnen ze een longembolie of een herseninfarct veroorzaken. AF is de meest voorkomende ritmestoornis en komt vooral voor bij mannen. In de algemene populatie komt het voor bij 0,5 procent van de mannen jonger dan 40 jaar en dat loopt op tot meer dan 8 procent van de mannen ouder dan 80 jaar.

“Als de elektrische prikkel niet goed door het hart loopt, kan een ritmestoornis ontstaan.”

Er zijn veel factoren die de kans op AF groter maken, en ook langdurige intensieve inspanning verhoogt het risico. De meeste onderzoeken laten zien dat het risico op AF toeneemt bij meer dan 2000 uur intensieve duursport. Bij duursport op lage intensiteit lijkt het risico op AF juist lager te zijn in vergelijking met mensen die niet sporten. Waarom intensieve duursport de oorzaak kan zijn voor AF is niet precies bekend, maar het typische beeld van een wielrenner met AF is een man van middelbare leeftijd die zich op regelmatige basis hoog intensieve belastingen oplegt. Aanvankelijk zijn er relatief korte aanvallen die spontaan overgaan. In de loop van de tijd kunnen deze aanvallen langer duren en op een gegeven moment stoppen ze alleen nog na het toedienen van medicijnen of een elektrische schok.

Alarmbellen
Premature ventriculaire complexen of PVC’s (overslagen) komen relatief vaak voor. Sterker nog, als we gedurende 24 uur een hartfilmpje maken, dan zien we deze bij ongeveer de helft van de mensen. Meestal zijn ze onschuldig. Typische momenten zijn ’s avonds op de bank of als je in bed ligt. Het kan aanvoelen als een harde slag of bonk. Overslagen treden vooral op in rust en verdwijnen bij inspanning. Als overslagen juist bij inspanning ontstaan, dan gaan de alarmbellen rinkelen. Dat kan namelijk een teken zijn van een ernstige aandoening zoals een zuurstoftekort van de hartspier door een vernauwing van een kransslagader.

Op een ECG is dat zichtbaar als een slag met een verbreed QRS-complex tussen alle andere slagen. Als een slag iets te vroeg komt, dan wordt het signaal doorgegeven via de hartspiercellen in plaats van het geleidingssysteem. Geleiding via de hartspiercellen gaat echter minder snel. Na deze te vroege slag heeft het hart een korte pauze nodig. Het hart heeft dan langer de tijd om zich te vullen met bloed. Tijdens de normale slag die nu volgt wordt meer bloed in het lichaam gepompt dan bij andere slagen en dát is de bonk die je kunt voelen. Wat je dus eigenlijk voelt is de goede slag die volgt na de te vroege slag.