Jaarlijks bezoekt de Giro de Noord-Italiaanse streek Trentino. In dit landschappelijk moeilijk te overtreffen gebied rijgen collen zich aaneen. Sinds kort zijn 23 beklimmingen per kilometer voorzien van borden die informatie geven over stijgingspercentage, actuele hoogte en de nog af te leggen afstand. Ronald Jacobs had niet meer aanleiding nodig om zijn eigen Giro di Trentino samen te stellen. In totaal 930 kilometer, 31 beklimmingen, 27.300 hoogtemeters en dat in 9 dagen. Aan ambitie geen gebrek, nu de benen nog. Deel 2 van dit reisverhaal vind je in Fiets nr.8-2020.

Tekst: Ronald Jacobs /// Foto’s: Roel ter Schure en Ronald Jacobs

Dag 1: Trento naar Caderzone Terme (98 km, 3730 hm)

Het avontuur start in Trento (250 meter), geen megagrote stad, maar toch is de ochtendspits een heerlijke georganiseerde chaos. Meteen buiten de drukte stuurt de navigatie mij via een smal weggetje naar de eerste klim. Een muur van 25 procent en dat een kilometer lang. Waar ben ik aan begonnen? Dan blijkt de vergissing, het weggetje sluit aan op de ‘echte’ Col du Bondone (1650 meter). Het informatiebordje meldt dat de klim al 3 kilometer aan de gang is. Het genieten begint. Nog 16 kilometer en 1000 hoogtemeters te gaan. Haarspeldbochten, een fraai uitzicht op Trento en in de verte glinsterende gletsjers. In de zon is het lekker, maar met de wind in het gezicht of onder de bomen is het behoorlijk frisjes. ‘Weer voor een borstrok’, zou mijn oma zeggen. Het is een shirtje-open-shirtje-dicht-klim. Sneller dan verwacht op de top, meteen door in de afdaling. Ik rijd de tocht als een prof. Zeker niet wat betreft de snelheid, wel wat de begeleiding aangaat. Mijn goede vriend Roel heeft zich opgeworpen als verzorger, chauffeur, fietsenpoetser en mentale ondersteuner. Hij begeleidt mij in een auto vol eten en drinken (fiets) kleding, foto- en reservematerialen. Wat een luxe!

Eerst over een bultje zonder naam, gevolgd door de tweede ‘echte’ klim van de dag, de Durone (1039 meter). Aan de voet ligt een Albergo die het kampioenschap sfeerloze uitstraling heeft gewonnen. Binnen treffen we een zaaltje vol locals. Het saladebuffet is uitgebreid, de pasta eenvoudig en smaakvol. Spaaien maar.

Gelaafd is het tijd om de 650 hoogtemeters te overbruggen. De schelpdieren uit de pasta Frutti di Mare zwemmen nog een keer of vijf omhoog naar mijn keel. Maar dat drukt de pret niet. De kleine dorpen liggen als perfecte schilderijen tegen de achtergrond van spannende bergen.

Als nagerecht de Daone (1295 meter). Door mij Danoontje gedoopt naar het bekende toetje. Groot verschil, dit toetje is niet in drie happen op. Sterker nog ze mogen het fijn zelf opeten. Het stijgingspercentage per kilometers varieert tussen de 8,5 en 12,5 procent. Dat is gemiddeld, sommige stukken vals plat worden gecompenseerd door duizelingwekkende stijgingspercentages. Mijn kleinste versnelling is 34×32. Volgens mijn fietsvrienden is lopen beter als dat niet licht genoeg is. Wat een onzin! Als het percentage boven de pak ‘m beet 10 procent komt, levert dat verzet geen mooie cadans op. Ik heb behoefte aan een lekker draaibaar verzet. Nu verdwijnt alle kracht in onzinnig duwen en trekken. Tijd voor een actiegroep ‘Wij willen grotere kansjes’.

De afdaling laat het hart sneller kloppen van plezier. Korte bochtjes, links, rechts, allemaal tussen behoorlijk steil en extreem. In het dal rest alleen nog de laatste 7 kilometer vals plat naar het hotel.

Dag 2: Caderzone Terme naar Malosco (126 km, 3240 hm)

De weg naar Madonna di Campiglio begint meteen te stijgen. Bijna boven op de Passo Campo Carlo Magno (1681 meter) gaan de sluizen open. Knorrend het regenpak aan en door. Het prentenboek-Dolomieten-panorama blijft verscholen in mist en wolken. Het is alsof de bergen gewoonweg niet bestaan. Jammer, niks ruige grijze rotsen met gletsjers. Afdalen. Met velgremmen zouden mijn billen zich van angst vacuüm om het zadel klemmen. Nu niet, want mijn nieuwe Apex Aerodyne heeft, jawel, schijfremmen. Dat remt toppie de luxe! Ik beklaag de groep fietsers die op hun racekarretjes tegengesteld omhoog komt. Zo te zien hebben ze geen regenkleding bij zich. Een kilometer of vier verder weet ik waarom. Er rijdt een bus met aanhangwagen de berg op voorzien van het opschrift Bici Taxi. Die types stappen boven dus gewoon in. Zwak of juist slim?

Volgende uitdaging is de 26 kilometer lange Passo di Tonale (1883 meter). In eerste instantie geen blij-maker. Een brede racebaan met een strook aan de zijkant die met enige fantasie als fietsstrook door kan gaan. Op diverse plekken is een gedenkplaats ingericht voor jonge mannen die zich hebben doodgereden. Wisselend voorzien van verse of kunststofbloemen. Mijn buurman thuis duidt die plekjes veelzeggend aan als een ‘Ciao Mario’. Als de klim vordert neemt de verkeersdrukte af en gaat er een schraal zonnetje schijnen. Ook in mijn regenpak stijgt de temperatuur. Uitdoen dus. Een ketting van sfeervolle bergdorpjes zorgt voor afwisseling. Het maximale stijgingspercentage komt amper boven de 7 procent. In het skidorp op de top waait een ijzige wind en het is totaal verlaten. Roel staat al klaar met een winddicht jack. Snel omdraaien en koers naar de Mendolapas. Vanaf de afslag Val di Non verandert de wereld op slag. Golvend dwars door de enorme appelplantages en met fraaie vergezichten over Lago di Santa Giustina. Tot aan overnachtingsplaats Fondo moet er nog serieus worden geklommen. Het laatste deel van de Mendolapas moet tot morgen wachten.

Dag 3: Malosco – Pergine (141 km, 3280 hm)

Mijn door Roel vers geoliede en smetteloos gepoetste fiets staat te balen. Stromende regen, daarvoor kwam hij niet voor naar Italië. Als eerste opdracht vandaag de passo Mendola (1363 meter) afmaken. Wie een hekel heeft aan de Muppets moet Kermit de kikker hierheen sturen. Iedere honderd meter ligt er een door autobanden geplette soortgenoot. De afdaling is geweldig. In plaats van kikkers, haarspeldbocht na haarspeldbocht afgewisseld met een kronkelende weg langs de bergwand met uitzicht op wijnvelden en dorpjes. Een groep Nederlandse en Belgische Porsche-rijders van middelbare leeftijd wil Max Verstappen imiteren. Eentje met een teveel aan testosteron en een storing in zijn grijze hersencellen zet op een onmogelijke plaats een inhaalmanoeuvre in. Puur geluk, er is net voldoende ruimte tussen deze Rambo en de vangrail. Ik schreeuw zo hard als ik kan een salvo verwensingen vol krachttermen. Niet dat het helpt, maar het lucht wel lekker op.

Bijna beneden golft de weg lekker op en neer. Zo’n weg die te snel op de macht wordt genomen. Na 15, min of meer vlakke, kilometers de Andalo (1042 meter) op en via een lus weer af, onder de Brenner autobaan door naar de overzijde van het dal. Daar aangekomen door het fraaie bergdorp Faedo (600 meter) naar de top (820 meter). Die weg pijnigt de benen door zijn steilheid en streelt tegelijkertijd de geest door het zicht op de wijnvelden en de haaks uit de bodem oprijzende beige bergen. Over een niet al te drukke doorgaande weg het laatste stuk naar het overnachtingsadres, het kasteel van Pergine. Leuk, maar kastelen hebben de irritante eigenschap op het hoogste punt te liggen. Als pijnbank fungeert de 2 kilometer lange toegangsweg met een gemiddeld stijgingspercentage van 18 procent!

Dag 4: Pergine – Pozza di Fassa (106 km, 3890 hm)

Een vroege start, mistsluiers hangen in het dal en her en der ligt er verse sneeuw op de bergen. Dwars door Pergine (300 meter) en dan de Passo Redebus (1455 meter) op. Het is een echte ‘loper’. Het hoogteverschil is toch groter dan op het hoogteprofiel leek. Niet erg, de klim is afwisselend genoeg. In een haarspeldbocht met uitzicht staat een uit de kluiten gewassen beeld van Jezus en op een muur prijkt een religieuze muurschildering. Geholpen heeft het allemaal niet, want het huis is verlaten en verkeerd in een staat van verval. ‘Alleen nog geschikt voor de handige doe-het-zelver’, zou een van mijn fietsmaten zeggen.

Eindelijk op pashoogte. Snoeihard dalen en door het dal naar Cavalese. Een makkie want daar is het hoogteverschil beperkt. Dat is niet te zeggen van de klim naar de Passo Pampeago (2006 meter). Gemiddeld boven de 10 procent en dat vinden mijn beentjes niet echt lekker. Het is 11 kilometer lang duwen en trekken geblazen. Onderweg ligt het dorpje Stava. Zouden ze daar niet gewoon als 3e letter de r vergeten zijn? Het asfalt is niet goed verdeeld. Eerst is de weg erg breed. In de laatste 2,5 kilometer is er amper plek voor één auto. Dat geldt in gelijke mate voor de afdaling, die ook nog eens vol grind ligt. Onder het motto better safe than sorry rem ik op tijd voor de bochten. Temeer omdat ik geen röntgenogen heb en dus niet door de rotsblokken heen kan kijken. Onderweg staat er een houten trekpaard met achter zich aan een flinke lading boomstammen. Het paard is door een kunstenaar levensecht op ware grootte gemaakt. Respect voor zoveel talent.

Als laatste opdracht van vandaag de Karerpas (1752 meter). Enige highlight is het oogverblindende Karermeer. Busladingen vol toeristen komen hierheen om te zien hoe de besneeuwde Dolomietentoppen spiegelen in het kraakheldere water. Vandaag niet, de toppen gaan schuil achter een dikke laag wolken. 200 meter voor de top begint de nattigheid. Nee, geen regen deze keer. Hagel en niet zo’n beetje ook. Het striemt mijn gezicht en het wordt ijskoud. Roel roept dat ik mijn regenpak aan moet doen. Nog ‘maar’ 11 kilometer naar het hotel. Doorgassen dus. Dom in het kwadraat. Halverwege begint de fiets te schudden. Het is niet de fiets, ik ben het zelf. De kou heeft me in zijn greep. O wat ben ik blij als het hotel daar is. Snel onder de douche. Steeds warmer. Als ik de fietskleren oppak lijkt het of er een ijsklomp aan mijn vingers blijft kleven. De wellness in het hotel is dan ook een cadeautje van grote klasse. Mijn botten vlij ik neer op zo’n bekend houten bankje in de sauna. Nog nooit meegemaakt dat er sterke ledlampen onder de banken zitten. Mijn teelballen worden doorgelicht. Die lijken in orde. In tegenstelling tot mijn billen, die kunnen wel wat baby crème gebruiken.

Dag 5: 0 km en 0 hm

Vandaag staat de Sella Ronda op het programma. Of liever stond. Het regent in het dal en vanaf 1600 meter sneeuwt het zo heftig dat de passen zijn afgesloten. Knarsetandend moet ik passen. Met mijn benen in de ruststand neem ik het besluit dat ik deze klassieker hoe dan ook fiets.

Hoe verder?

Op dag 6 start de poging om twee fietsdagen in één dag te proppen. Als eerste de Passo Pordoi op. Wow, mijn mond valt open. Ik fiets in een perfecte kerstkaart. Gisteren nog balen van de sneeuw, nu genieten in optima forma. Hoe het verder gaat lees je in deel 2 van de Giro di Trentino.

Collen

Reisinfo

Afstand Utrecht – Trento: 1060 km
Trentino: visittrentino.info/nl
De 23 collen voorzien van info bordjes: visittrentino.it/it/guida/sport-estate/salite-da-mito

Wij verbleven in:

  • Trento. Villa Madruzzo – www.villamadruzzo.com. Mooie moderne kamers in historische villa. Binnenzwembad en moderne wellness. Afgesloten garage voor de fietsen. Zeer uitgebreid ontbijt. Prima wifi.
  • Caderzone Terme. Località Pan Maso del Brenta – www.masodelbrenta.it. Hagelnieuw kleinschalig hotel in chaletstijl. Fraaie sfeervolle kamers. Afgesloten garage voor de fietsen. Wifi werkte niet. Goed ontbijt.
  • Malosco. Blumenhotel Belsoggiorno – www.belsoggiornotrentino.it. Nette eenvoudige kamers, sauna, beperkt menu maar wel van goede kwaliteit, uitgebreid ontbijt. Afgesloten garage. Prima wifi.
  • Pergine. Castel Pergine – www.castelpergine.it. Fraai verbouwd kasteel met spectaculair uitzicht. Keuze uit moderne kamers of juist heel basic. Prima maaltijden. Wifi alleen in de Ridderzaal.
  • Pozza di Fassa Hotel Valacia www.hotelvalacia.it. Mooie moderne ruime kamers, uitgebreide wellness, afgesloten garage voor de fietsen. Uitgebreid ontbijt. Matige wifi.
Code: 200882