De basisconditie vorm je door veel duurtrainingen te doen. In Nederland is het in de eerste maanden van het jaar vaak koud en nat, waardoor veel (recreatieve) wielrenners ervoor kiezen om in bijvoorbeeld Spanje hun kilometers te maken. “Ik wil veertien dagen rijden in temperaturen van 30 graden of meer omdat ik dan de eerste drie dagen kan wennen aan de warmte en er daarna nog genoeg tijd is om flink te trainen. Mijn teamgenoten vragen zich af of zulke warme omstandigheden ons niet belemmeren om goed te presteren bij terugkomst in ons koelere Nederland.” Hoe zit dat? Inspanningsfysioloog Adrie van Diemen legt het uit.

Wennen aan warmte

Recent onderzoek van Britse wetenschappers laat zien dat als je aan de warmte acclimatiseert je maximale zuurstofopname met 5 procent kan toenemen als je daarna in ‘normale’, koelere temperaturen gaat presteren. We weten dat als je in de hitte moet presteren dit beter gaat als je eerst een periode aan die warmte went. Als je niet acclimatiseert dan presteer je in die hitte slechter.

Een hogere maximale zuurstofopname wordt gezien als een teken dat je beter getraind bent. Je kunt een submaximale belasting langer vol houden, je verzuurt minder snel en je hebt ook minder last van vermoeidheid. Maar een hoge maximale zuurstofopname (VO2max) alleen wil nog niet alles zeggen over een beteren prestatie omdat een renner uiteindelijk de prestatie levert door meer vermogen op de pedalen over te brengen. Het neemt niet weg dat een toegenomen VO2max gunstig is voor duurprestaties.

De onderzoekers lieten een groep goed getrainde mannelijke wielrenners in de warmte trainen (HA) bij 38 graden Celsius en een andere groep (Con) bij 20 graden Celsius. Beide groepen werden door de training beter maar de groep die in de warmte had getraind had op de vierde dag na afloop van het trainingsblok van 10 dagen een 5 procent hogere VO2max in vergelijking met de controle groep (Con). Heel interessant, want 5 procent is best veel. Toch moeten er een kanttekening worden gezet bij de extra effectiviteit van in warmte trainen en beter presteren onder gematigde temperatuur omstandigheden. Na afloop van de 10 dagen trainingsperiode bleek alleen op dag 4 na het einde van de training de experimentele groep significant beter te presteren (die 5 procent hogere VO2max) en 10 dagen na afloop van de trainingsperiode was de VO2max in beide groepen nagenoeg weer gelijk.

“Na 10 dagen zijn de mogelijke voordelen alweer verdwenen.”

Als je kijkt naar het maximaal vermogen die de twee groepen wielrenners haalden dan waren er geen significante verschillen tussen deze groepen. Na 10 dagen waren de maximale vermogens weer precies gelijk nadat de HA-groep op dag 4 wel hogere maar geen significant hogere waarden had gescoord. Dus die hogere waarden kunnen ook op toeval berusten. De test waarmee ze de VO2max en het maximale vermogen maten was warming up, dan beginnen op 120 watt om vervolgens elke minuut de belasting met 30 watt te verhogen. Nog een kanttekening is dat de HA-groep (trainen bij 38 graden Celsius) de eerste twee dagen na afloop van de trainingsperiode juist slechter scoorde dan de groep die bij 20 graden had getraind. Ze moesten weer wennen aan de nieuwe omstandigheden. Ook waren de individuele verschillen groot. Er waren in de HA-groep renners die op dag 2 na afloop van de training al hun hoogste VO2max hadden maar er waren er ook die dat pas op dag 5 hadden en ook op dag 10 nog heel hoog scoorden.

De conclusie kan daarmee zijn dat je wel wat voordeel kunt hebben van trainen in de hitte en vervolgens wedstrijden rijden onder normale omstandigheden, maar dat de eerste twee dagen na afloop van het trainingsblok minder optimaal zijn en dat na 10 dagen de mogelijke voordelen alweer verdwenen zijn. Dit neemt niet weg dat je wel lekker kunt trainen bij warmere omstandigheden in een andere omgeving, én dat je over het algemeen ook wat méér kunt trainen.

Dit is een artikel uit Fiets 01/2020. Met een abonnement krijg je iedere maand ons mooie magazine vol met dit soort artikelen in de bus.