In het julinummer van Fiets konden alle lezers hun wielerkennis testen met de Fiets Tourquiz. Voor de winnaars waren het spel Pro Cycling Manager en kaartjes voor de film Wired to win, surviving the Tour the France te winnen. Hier volgen nog een keer alle vragen en (geheel onderaan) de juiste antwoorden. Meedoen voor de prijzen is nu uiteraard niet meer mogelijk. De winnaars krijgen persoonlijk bericht.

1.
Greg Lemond dankte zijn Tourzege in 1989 aan zijn kennis van de aërodynamica. Uitgerust met druppelhelm, triatlonstuur en dicht achterwiel werkte hij in de afsluitende tijdrit zijn achterstand op favoriet Laurent Fignon gemakkelijk weg en won hij de Tour. Maar welk onderdeel leverde hem ten opzichte van Fignon de meeste tijdwinst op?
A. Het triatlonstuur.
B. Het dichte achterwiel.


2.
De afgelopen jaren kleden steeds meer renners zich tijdens tijdritten in dezelfde strakke pakken als schaatsers, die daarmee een halve seconde per ronde sneller gaan. Wat is het beoogde effect van het nieuwste aëropak, het zogeheten Nike Swift Skin Suit?
A. Ruwe stoffen op de armen vergroten de wrijving, waardoor de parachutewerking erachter vermindert.
B. Gladde stoffen op de armen verkleinen de wrijving, waardoor de luchtweerstand vermindert.


3.
Een uitvinding als de klapschaats had in de wielersport geen schijn van kans gehad, want met nieuwe regels lukt het de conservatieve UCI om vrijwel alle technische innovaties stegen te houden. Toen Graeme Obree de ideale fietshouding vond (armen onder de romp gevouwen, alsof hij op het punt staat een push-up te maken), bedacht deze oudemannenclub een wel heel wonderlijke regel om dat te kunnen verbieden. Welke?
A. Er moet te allen tijde daglicht zichtbaar zijn tussen arm en romp van de wielrenner.
B. De armen van de renner moeten zich te allen tijde vََr het hoofd van de renner bevinden.


4.
Ploegarts en directielid van de Rabo Wielerploegen Geert Leinders raadt zijn renners af om in het wedstrijdseizoen nog intensief te trainen, dat gebeurt namelijk al in de koers. Na half januari doen de Rabo-profs daarom alleen nog maar hersteltraining. Maar wat is het effect van intensieve trainingen vََr die tijd, in de winter, van half november tot half januari?
A. Het vermogen van de Rabo-renners neemt toe met gemiddeld 100 Watt.
B. Het vermogen van de Rabo-renners neemt toe met gemiddeld 50 Watt.

5.
Wie vijf kilo afvalt, hoeft bergop minder vermogen te leveren. Maar hoeveel levert dat een renner van 70 kg op bij een beklimming met 5% stijging?
A. Vijf kilo lichter hoeft hij nog maar 80% van het uitgangsvermogen te leveren.
B. Vijf kilo lichter moet hij nog steeds 98% van het uitgangsvermogen leveren.


6.
Er bestaat weinig twijfel over dat spieren melkzuur produceren bij intensieve arbeid. Maar wat is de biologische functie van die zuurproductie, die aanvoelt alsof je benen ‘vollopen’?
A. Melkzuur is een signaalstof die de hart/longmachine ertoe aanzet meer zuurstof te produceren.
B. Melkzuur is een signaalstof die vermoeide spieren oproept te stoppen met het leveren van arbeid.


7.
Menigeen kent het weldadige effect van hersteltraining de dag na een intensieve inspanning. Maart wat gebeurt er dan in de spieren?
A. Melkzuur dat in de spieren is achtergebleven, wordt afgevoerd.
B. Er zit na een dag helemaal geen melkzuur meer in de spieren, maar water. Wetenschappers hebben geen flauw idee wat er gebeurt.


8.
In het tweede of derde wiel is de luchtweerstand tientallen procenten minder dan aan kop. Maar wat gebeurt er met de luchtweerstand van de kopman als er iemand achter hem rijdt?
A. Niets, het frontaal oppervlak bepaalt hoe groot de luchtweerstand is, niet wat er achter een renner gebeurt.
B. De renner in het tweede wiel vermindert de parachutewerking achter de kopman, waardoor diens luchtweerstand tot 15% kan afnemen.

9.
Lichte wielen, welke klimmer monteert ze niet als hij in de Alpen gaat fietsen? Maar hoeveel levert het theoretisch op bij de beklimming van de Ruiterberg (55 meter hoogteverschil over 1 km) als het gewicht van voor- én achterwiel wordt gehalveerd van 2 naar 1 kg?
A. 4 Seconden, oftewel 20 meter.
B. 8 Seconden, oftewel 40 meter.


10.
Stel dat je bij de beklimming van diezelfde Ruiterberg kunt kiezen tussen lichte wielen (1 kg per stuk) of gestroomlijnde driespaakswielen (2 kg per stuk). Als alle andere factoren hetzelfde zijn: met welke wielen ben je eerder boven?
A. Lichte wielen.
B. Gestroomlijnde wielen.


11.
In de Tour van 2004 was Lance Armstrong in de tijdrit naar Alpe d’Huez een minuut eerder boven dan Jan Ullrich. Opvallend was het verschil in trapfrequentie tussen beide favorieten: Lance trapte zijn pedalen in de klim 90-100 keer per minuut rond, Jan slechts 80-85 keer. Waarom was – volgens zijn arts Michele Ferrari – Lance Armstrong in het voordeel met zijn hogere trapfrequentie?
A. Om hetzelfde vermogen te leveren als Ullrich hoefde Armstrong maar 75% van de kracht op zijn pedalen uit te oefenen.
B. Zijn snellere spiercontracties veroorzaakten een pompend effect – als ‘een tweede hart’ – waardoor de zuurstofaanvoer via het bloed efficiënter verliep.

12.
De energievoorraad in de beenspieren, ook bekend als glycogeen, kan een renner door duurtraining en een koolhydraatrijk dieet verdubbelen. En zijn zuurstofopname kan hij met 20% vergroten door intervaltraining. Wie de Tour wil winnen moet duur- en intervaltraining in één trainingsschema combineren, zou je zeggen. Waarom wil dat maar niet lukken?
A. De hersteltijd van de ene trainingsvorm is ongeveer twee dagen, van de ander vier à vijf, met grote verschillen tussen individuen. Dat zijn te veel vrijheidsgraden voor een perfect trainingsschema.
B. Zo’n perfect trainingsschema is met hulp van wetenschappers heus wel te maken, maar volgens de Europese wielertraditie bestaat de beste training nu eenmaal uit zoveel mogelijk kilometers maken.



13.
“De Tour de France win je in bed.” Deze vaak geciteerde uitspraak van Tourwinnaar Joop Zoetemelk blijkt nu een kern van wetenschappelijke waarheid te bevatten, want:
A. In tegenstelling tot wat lang is gedacht, blijkt seks voor de wedstrijd juist een prima recept voor topprestaties.
B. Ook door uitsluitende mentaal te trainen – roerloos liggend op bed denk je alleen maar aan de koers – kunnen topsporters hun prestaties aantoonbaar verbeteren.


14.
Al won Lance Armstrong het vaakst de Tour de France, Eddie Merckx is onbetwist de beste wielrenner aller tijden. Welke Tourwinnaar staat er achter Merckx op nummer twee, als je bij het opstellen van het klassement rekening houdt met de intensiteit van de competitie?
A. Anquetil
B. Armstrong


15.
Tijdens een liveverslag op tv krijg je dat natuurlijk niet te zien, maar ook renners moeten onderweg wel eens poepen. Tom Simpson lukte dat zonder af te stappen, zo valt te lezen in zijn biografie. Waar veegde hij zijn gat mee af?
A. Met zijn petje.
B. Met het petje van een van zijn knechten. 

De juiste antwoorden zijn: 1A, 2A, 3A, 4A, 5B, 6A, 7B, 8B, 9A, 10B, 11B, 12A, 13B, 14A, 15B