In een tijdrit aan het eind van een grote ronde zoals de Tour de France, zijn het vaak de klassementsrenners die goed voor de dag komen. Inspanningsfysioloog Adrie van Diemen legt uit hoe dat zit, in een weetje uit de Tourbijlage van Fiets 7.

19e ETAPPE 22 JULI 56 KM

Laatste tijdrit
Het rijden van een goede tijdrit aan het eind van de Tour is niet alleen afhankelijk van de capaciteit als tijdrijder, het is vooral afhankelijk van de capaciteit als ronderenner. Aan het einde van een grote ronde zijn de meeste renners moe en juist voor het rijden van een tijdrit moet je fris zijn. Goede klimmers zijn meestal goede ronderenners (om een goede klimmer te zijn heb je deels dezelfde eigenschappen nodig als een goede ronderenner). De pure tijdrijders zijn moe aan het einde van een grote ronde en kunnen daardoor niet meer op niveau presteren. De klimmers houden hun niveau van het begin vast en eindigen verder vooraan het klassement. Let maar eens goed op: de voorsten in de uitslag van de laatste tijdrit komen vaak overeen met de top van het klassement op dat moment. Het zijn niet de goede tijdrijders, maar de goede klassementsrijders. Het WK tijdrijden aan het einde van het seizoen representeert wel de beste tijdrijders, want dat is een wedstrijd op zich. De verschillen in zo’n tijdrit zijn vaak ook veel kleiner dan in de Tour, omdat dan de opgebouwde vermoeidheid van een lange ronde niet meetelt. Echte tijdrijders zijn bijvoorbeeld Michael Rogers en Fabian Cancellara, die zijn meestal aan het einde van een ronde moe, en presteren niet meer. Renners die zowel kunnen tijdrijden als ronderenner zijn, zijn nu dus favoriet.
Adrie van Diemen, inspanningsfysioloog

Klik hier voor meer nieuws, liveticker en achtergronden: