Vrijdag de dertiende wordt door velen gezien als een ongeluksdag pur sang. Anderen vinden dit maar bijgeloof, voor hen is het een dag als alle andere.

Feit is dat bijgeloof wijd verbreid is in het peloton. Zo reed Erik Dekker sinds 2000 met een wit zadel. In 2000 beleefde hij namelijk zijn doorbraak, toevallig op een wit zadel. Sindsdien wilde hij niet meer met een ander zadel rijden. Michael Boogerd rijdt altijd met een ketting om waar zijn eerste tandje, het eerste tandje van zijn vrouw en een klavertje vier aan hangen. Voor sommige renners is het maar goed dat zij niet meerijden in de Tour van dit jaar. Nico Mattan en Viatcheslav Ekimov bijvoorbeeld hebben beiden een grondige hekel aan het getal 13. Ze starten liever niet met nummer 13 en willen ook niet slapen in een hotelkamer met nummer 13.

Sommige renners hebben een meer aandoenlijk bijgeloof. Gilberto Simoni bijvoorbeeld neemt altijd zijn eigen kussen mee naar de koers. Carlos Sastre won een etappe in de Tour van 2003 met een speen van zijn pasgeboren baby in zijn achterzakje. Ook het tafelzout is aanleiding voor veel bijgeloof. In Italiaanse teams wordt het zout nooit doorgegeven aan tafel. Dat brengt ongeluk, iedereen pakt
het dus liever zelf van de tafel. Ook Bram Tankink is extra voorzichtig met zout sinds hij zijn middenhandsbeentje brak de dag nadat hij op trainingskamp een potje zout omstootte.