De meeste tijdritten in de Tour worden afgelegd met gemiddelde snelheden tussen de 40 en 50 km/u, afhankelijk van de lengte en het hoogteprofiel van de tijdrit.

Bij zulke hoge snelheden is de luchtweerstand erg groot. Om de luchtweerstand bij deze hoge snelheden zo laag mogelijk te houden, moet het frontale oppervlak van de renner (+ fiets) zo klein mogelijk worden gehouden.
Uit aërodynamisch onderzoek is gebleken dat de houding van romp en hoofd de belangrijkste bijdrage leveren aan het verkleinen van het frontale oppervlak. Vandaar dat de heuphoek wordt verkleind, om de rug van de renner zo horizontaal mogelijk te krijgen

Deze aërodynamische houding is vaak oncomfortabel
tijdens de eerste trainingsritten op de tijdritfiets, maar regelmatig trainen op de tijdritfiets (bijv. 1 keer per week) leidt tot gewenning. Als er na enige tijd geen verbetering in comfort optreedt, moet er een compromis worden gezocht. Iets minder diep zitten verhoogt dan meteen het comfort. Daarnaast moet de renner ook goed het hoofd in het verlengde van de romp houden. Dit vergt ook enige aanpassing van de nekspieren, want in eerste instantie is deze houding weinig comfortabel. Maar ook hiervoor geldt dat training uiteindelijk leidt tot gewenning.
Adrie van Diemen