Juiste krachttraining voor de wielrenner
Geplaatst: 05 okt 2006 00:13
Dag forumgangers; iedereen weet dat krachttraining in de winter goed kan zijn. Maar de meesten weten niet hoe deze uit te voeren. Ik denk zelfs dat krachttraining tijdens het seizoen nut kan hebben, het volgende stukje daarom:
Algemeen
Veel renners doen aan krachttraining in de winter, want dit zorgt weer voor enig balans in het lichaam: je sterkt de delen aan die in de zomermaanden verzwakt zijn.De vraag is of krachttraining een meerwaarde kan hebben voor de prestatie op het specifieke vlak van het wielrennen zowel in de voorbereidingsperiode of zelfs tijdens het seizoen.
Wielrennen is een duursport en daarom wordt er veel op duur getraind. Krachtraining zorgt voor spiertoename en dat kan een ongunstig effect hebben:Dikkere spieren hebben tot gevolg dat de uitwisseling van zuurstof op spierniveau moeizamer verloopt, omdat de afstand tussen de kleinste bloedvaten (capillairen), waar de zuurstof wordt aangeboden, en de plaats in de spier, waar de zuurstof voor de energievoorziening wordt gebruikt, toeneemt. Als duursporter doe je veel duurtraining waardoor de capillarisatie en de uitwisseling van zuurstof op spierniveau wordt geoptimaliseerd. Maar krachttraining gericht op een toename van de spiermassa (hypertrofie) werkt dit proces in feite tegen.
Een wielerkoers is voor een groot gedeelte gericht op (intensief) duurvermogen, toch is het niet een duurprestatie alleen. Af en toe is de intensiteit erg hoog, waarbij het duurvermogen wordt gepasseerd, hierbij moet men denken aan felle demarrages, aanzetten na bochten en sprints. Alleen al voor deze explosieve onderdelen van de wielersport lijkt krachttraining zijn nut te kunnen hebben. Maar er is meer aan de hand: Bij zeer goed getrainde wielrenners kan het vermogen dat langdurig volgehouden kan worden - oftewel het vermogen bij de maximale lactaat steady state - zo hoog zijn, dat kracht een beperkende rol kan spelen. Vooral wanneer het toerental - bijvoorbeeld bergop - laag is en de piekkracht per pedaalslag hoog, kan een tekort aan kracht de meest efficiënte rekrutering van spiervezels in de weg staan. In tegenstelling tot wat vaak verondersteld wordt, kan krachttraining dus niet alleen een zinvolle bijdrage leveren aan de explosiviteit, maar ook (en vooral) aan het vermogen dat bij een submaximale intensiteit geleverd kan worden.Pure kracht speelt dus wel degelijk een rol. De vraag is of het functioneel kan zijn deze vorm extra te trainen d.m.v. krachttraining.
Spiervezels
Er zijn 2 type spiervezels te onderscheiden; trage en snelle. In trage spiervezels komen meer enzymen voor die betrokken zijn bij de vet-oxidatie terwijl enzymen die betrokken zijn bij de glycolyse meer in snelle spiervezels voorkomen. Snelle spiervezels zullen dus sneller koolhydraten afbreken dan trage spiervezels. Bij het gebruik van snelle spiervezels zal dus meer melkzuur achter blijven, daardoor is de inspanning minder lang vol te houden.
Trage spiervezels hebben de hoogste efficiëntie bij een contractiesnelheid van 1 vezellengte/sec (60 vezellengtes/min.), bij de snelle spiervezels is dat 5 vezellengtes/sec (300 vezellengtes/min.)Om dit terug te koppelen aan de trapfrequentie: De ideale trapfrequentie op het vlakke wordt aangenomen tussen 90 en 110 omwentelingen per minuut en bergop tussen 60 en 90 omw./min... Bergop wordt dus de meest efficiënte contractiesnelheid van de trage vezels benadert. Op het vlakke is dit echter minder, de reden hiervoor zou kunnen zijn dat er gedeeltelijk snelle spiervezels worden aangesproken. Op het vlakke heeft men niet te maken heeft met een versnelde beweging (wat bergop door de werking van de zwaartekracht wel geld), maar een meer constante beweging, hierdoor kan het melkzuur, wat de snelle vezels produceren, beter worden afgevoerd doordat er meer rustperiodes in de trapbeweging zitten. Tevens komen de ideale contractiesnelheden van de vezels dichter bij die van de trapfrequentie te liggen door het uitvoeren van duurtrainingen.
Uit deze gegevens valt te concluderen dat het gebruik van trage vezels efficiënter is, omdat: 1. De trapfrequentie dichter bij de contractiesnelheid van trage spiervezels ligt. 2. Er ontstaat minder melkzuur bij het gebruik van trage vezels.
Kracht trainen (van de juiste vezels)
Met krachttraining waarbij maximaal of bijna maximaal een gewicht wordt weggeduwd, is er vooral aanspraak op snelle spiervezels. Dit is voor de wielrenner minder van belang, want die wil vooral gebruik maken van de trage spiervezels. Alleen bij intensieve sprints of snelle demarrages worden snelle vezels aangesproken. Dit verklaart overigens ook waarom sprinters niet goed bergop kunnen en waarom klimmers niet goed kunnen sprinten (ondanks hetzelfde gewicht). Sprinters hebben meer snelle vezels en kunnen daarom meer explosiviteit en dus power/snelheid ontwikkelen, gedurende een relatief korte periode. Terwijl klimmers meer trage vezels hebben, hierdoor een minder hoge power kunnen ontwikkelen, maar de
Algemeen
Veel renners doen aan krachttraining in de winter, want dit zorgt weer voor enig balans in het lichaam: je sterkt de delen aan die in de zomermaanden verzwakt zijn.De vraag is of krachttraining een meerwaarde kan hebben voor de prestatie op het specifieke vlak van het wielrennen zowel in de voorbereidingsperiode of zelfs tijdens het seizoen.
Wielrennen is een duursport en daarom wordt er veel op duur getraind. Krachtraining zorgt voor spiertoename en dat kan een ongunstig effect hebben:Dikkere spieren hebben tot gevolg dat de uitwisseling van zuurstof op spierniveau moeizamer verloopt, omdat de afstand tussen de kleinste bloedvaten (capillairen), waar de zuurstof wordt aangeboden, en de plaats in de spier, waar de zuurstof voor de energievoorziening wordt gebruikt, toeneemt. Als duursporter doe je veel duurtraining waardoor de capillarisatie en de uitwisseling van zuurstof op spierniveau wordt geoptimaliseerd. Maar krachttraining gericht op een toename van de spiermassa (hypertrofie) werkt dit proces in feite tegen.
Een wielerkoers is voor een groot gedeelte gericht op (intensief) duurvermogen, toch is het niet een duurprestatie alleen. Af en toe is de intensiteit erg hoog, waarbij het duurvermogen wordt gepasseerd, hierbij moet men denken aan felle demarrages, aanzetten na bochten en sprints. Alleen al voor deze explosieve onderdelen van de wielersport lijkt krachttraining zijn nut te kunnen hebben. Maar er is meer aan de hand: Bij zeer goed getrainde wielrenners kan het vermogen dat langdurig volgehouden kan worden - oftewel het vermogen bij de maximale lactaat steady state - zo hoog zijn, dat kracht een beperkende rol kan spelen. Vooral wanneer het toerental - bijvoorbeeld bergop - laag is en de piekkracht per pedaalslag hoog, kan een tekort aan kracht de meest efficiënte rekrutering van spiervezels in de weg staan. In tegenstelling tot wat vaak verondersteld wordt, kan krachttraining dus niet alleen een zinvolle bijdrage leveren aan de explosiviteit, maar ook (en vooral) aan het vermogen dat bij een submaximale intensiteit geleverd kan worden.Pure kracht speelt dus wel degelijk een rol. De vraag is of het functioneel kan zijn deze vorm extra te trainen d.m.v. krachttraining.
Spiervezels
Er zijn 2 type spiervezels te onderscheiden; trage en snelle. In trage spiervezels komen meer enzymen voor die betrokken zijn bij de vet-oxidatie terwijl enzymen die betrokken zijn bij de glycolyse meer in snelle spiervezels voorkomen. Snelle spiervezels zullen dus sneller koolhydraten afbreken dan trage spiervezels. Bij het gebruik van snelle spiervezels zal dus meer melkzuur achter blijven, daardoor is de inspanning minder lang vol te houden.
Trage spiervezels hebben de hoogste efficiëntie bij een contractiesnelheid van 1 vezellengte/sec (60 vezellengtes/min.), bij de snelle spiervezels is dat 5 vezellengtes/sec (300 vezellengtes/min.)Om dit terug te koppelen aan de trapfrequentie: De ideale trapfrequentie op het vlakke wordt aangenomen tussen 90 en 110 omwentelingen per minuut en bergop tussen 60 en 90 omw./min... Bergop wordt dus de meest efficiënte contractiesnelheid van de trage vezels benadert. Op het vlakke is dit echter minder, de reden hiervoor zou kunnen zijn dat er gedeeltelijk snelle spiervezels worden aangesproken. Op het vlakke heeft men niet te maken heeft met een versnelde beweging (wat bergop door de werking van de zwaartekracht wel geld), maar een meer constante beweging, hierdoor kan het melkzuur, wat de snelle vezels produceren, beter worden afgevoerd doordat er meer rustperiodes in de trapbeweging zitten. Tevens komen de ideale contractiesnelheden van de vezels dichter bij die van de trapfrequentie te liggen door het uitvoeren van duurtrainingen.
Uit deze gegevens valt te concluderen dat het gebruik van trage vezels efficiënter is, omdat: 1. De trapfrequentie dichter bij de contractiesnelheid van trage spiervezels ligt. 2. Er ontstaat minder melkzuur bij het gebruik van trage vezels.
Kracht trainen (van de juiste vezels)
Met krachttraining waarbij maximaal of bijna maximaal een gewicht wordt weggeduwd, is er vooral aanspraak op snelle spiervezels. Dit is voor de wielrenner minder van belang, want die wil vooral gebruik maken van de trage spiervezels. Alleen bij intensieve sprints of snelle demarrages worden snelle vezels aangesproken. Dit verklaart overigens ook waarom sprinters niet goed bergop kunnen en waarom klimmers niet goed kunnen sprinten (ondanks hetzelfde gewicht). Sprinters hebben meer snelle vezels en kunnen daarom meer explosiviteit en dus power/snelheid ontwikkelen, gedurende een relatief korte periode. Terwijl klimmers meer trage vezels hebben, hierdoor een minder hoge power kunnen ontwikkelen, maar de