Hartklachten en hard fietsen: het lijkt een slechte combinatie, maar dat hoeft het absoluut niet te zijn. Integendeel zelfs, weten experts van Amsterdam UMC. Over herstellen na hartproblemen, grenzen opzoeken en luisteren naar je lichaam.
Tekst: Berry Overvelde
Profrenner Lars van den Berg zette dit voorjaar een punt achter zijn loopbaan, omdat een hartspierontsteking littekenweefsel had veroorzaakt. Dat maakte het risico op levensbedreigende complicaties te groot om nog langer in het peloton rond te rijden, oordeelde zijn cardioloog. Eerder stopten onder anderen Nathan Van Hooydonck, Sonny Colbrelli, Wesley Kreder, Sep Vanmarcke, Heinrich Haussler en nog een hele rits wielerprofs wegens hartproblemen.
Moeten wij als huis-tuin-en keukenfietsers ook onze racer of MTB aan de wilgen hangen zodra ons hart kuren begint te vertonen? Gelukkig niet. Vaak is er ook een fietsleven ná de diagnose.
Allerlei aandoeningen
Eerst even dit: ‘hartproblemen’ is een breed begrip, waar totaal verschillende aandoeningen onder vallen. Je hebt bijvoorbeeld het hartinfarct (ook wel hartaanval genoemd), waarbij een bloedvat op het hart verstopt is geraakt en het orgaan onvoldoende bloed en zuurstof toegediend krijgt. Maar hartfalen is weer iets heel anders. In dat geval pompt het orgaan bloed niet meer goed rond. En dan zijn er nog de ritmestoornissen. Daarbij kan je ‘tikker’ hevig en ongecontroleerd trillen (met dan weer een stilstand als eventueel gevolg). Volg je het nog?
O, en dan is de ene hartritmestoornis ook nog de andere niet. Treden ze op in de grote hartkamers (ventrikels), dan kunnen ze direct levensbedreiged zijn, legt Harald Jørstad uit. Hij is sportcardioloog bij Amsterdam UMC. “Maar je hebt ook ritmestoornissen in de boezem. Die zijn hinderlijk, maar zelden levensbedreigend.” Alle problemen met dit orgaan op één hoop vegen, en concluderen dat hartklachten en fietsen een slechte combi zijn, is dus niet zo zinvol.
Aanleg of leefstijl
Of je überhaupt te maken krijgt met hartproblemen, en zo ja, hoe ernstig de gevolgen zijn? Dat hangt van talloze factoren af, legt de sportcardioloog uit. “Hoe zit het bijvoorbeeld met je erfelijke aanleg? En hoe gezond heb je tot nu toe geleefd?” Zo kunnen jonge mensen die verder fit en gezond lijken te zijn, toch last krijgen door hun genetische aanleg of een aangeboren afwijking. “Het kan zijn dat extreem sporten, dan doel ik op vijftien of twintig uur per week, nét genoeg is om zo iemand in de problemen te brengen.”
Aan de andere kant van het spectrum staan mensen die niet zo gezond hebben geleefd – ze hebben gerookt, gedronken, hebben overgewicht – maar rond hun vijftigste ineens ‘het licht zien’, aldus de cardioloog. Op zich is het fantastisch dat ze (eindelijk) gaan sporten. “Maar als ze dan metéén meedoen aan Alpe d’HuZes bijvoorbeeld, nog datzelfde jaar… Dan lopen ze wel een belangrijk risico.”

Niettemin is een van de belangrijkste conclusies uit Jørstads jaren als sportcardioloog: sport is niet de vijand van het hart. Integendeel. Bewegen is juist essentieel om gezond te blijven of, als je tot de pechvogels met hartziekten behoort, om weer gezond te worden. In dat laatste geval is fietsen misschien zelfs de ideale sport – maar doe het wel met beleid.
Met beleid sporten
“Ons motto op de afdeling sportcardiologie is: iedereen kan sporten, maar de vraag is hoe”, zegt Jørstad. “Wij zoeken daarbij de grenzen op van wat mogelijk is – op een zo veilig mogelijke manier.” Hoe je veilig het randje opzoekt? Door zorgvuldig in fases te werken, legt sportfysiotherapeut Wouter van Doorn uit. Hij werkt net als Jørstad bij het Hartcentrum van Amsterdam UMC. “We bouwen stap voor stap op, van laag intensief naar steeds hoger.” Net zolang tot je weet waar je grens ligt. “Dat doe ik als fysiotherapeut dan niet alleen, we werken met een heel team van experts, en bepalen samen per fase of we een stap verder zetten of niet.”
Pak je het verkeerd aan, dan doe je als herstellende hartpatiënt al snel te veel op de fiets, waarschuwt Van Doorn. “Als een hardloper te veel doet, krijgt hij al snel last van, pak ’m beet, zijn achillespees. Op de fiets loop je minder snel tegen dergelijke klachten aan. Voor je het weet, zit je weer uren en uren te trappen. Dat kun je dan qua conditie en kracht misschien wel aan, maar qua hart wellicht niet.” Alleen: hoe kom je daar achter? “Dat kan heel lastig zijn om zelf te beoordelen.”

Ook vandaar: doe het met beleid. Op die manier is fietsen heel goed mogelijk, ook na hartproblemen. Sterker nog, gaat Van Doorn een stap verder: de fiets is juist een ideaal instrument tijdens de ‘sportcardiologische revalidatie’. “Je kunt daarmee namelijk héél gereguleerd opbouwen. Zo kun je makkelijk en veilig in een specifieke hartslagzone werken, en kijken of dat goed gaat. Bij bijvoorbeeld hardlopen is dat veel moeilijker. Dan schiet de hartslag sneller door, raakt iemand eerder vermoeid, of gaat bijvoorbeeld de kuitspier opspelen…”
Daar heb je op de fiets geen last van. Bovendien levert fietsen een schat aan data op. “We weten precíes op welke snelheid, op welk wattage iemand een bepaalde hartslag heeft. Dus weet ik ook welke inspanning ik iemand de volgende keer moet laten leveren, om hem op een bepaald punt te brengen. En ik kan zien wat ervoor nodig is om goed te herstellen.”
Ieder zijn doel
Revalideren duurt de ene keer trouwens langer dan de andere keer. Gewone hartrevalidatieprogramma’s, die niet voor sporters ontwikkeld zijn, duren vaak zes tot twaalf weken. Maar de gemiddelde amateurfietser is zeker drie tot zes maanden aan het opbouwen, vertelt Van Doorn. Hoe lang het herstel duurt, hangt natuurlijk ook af van de ‘hulpvraag’, stelt hij. Sommige mensen hebben als doel om weer zondagse koffieritjes te kunnen fietsen, maar er zijn ook fanatiekelingen die (weer) op wedstrijdniveau willen komen. “Dat maakt natuurlijk een enorm verschil.” Helaas komt het ook voor dat iemands grote doel buiten bereik blijft. Jørstad: “Maar ook dan kunnen mensen er vaak vrede mee hebben. Als we samen zien: we komen niet verder dan dit, dan heeft hij of zij er in elk geval alles aan gedaan, onder begeleiding. En dan kan die sporter met die gedachte een nieuwe fase van zijn of haar leven in.”
Luister naar jezelf
Voorkomen is beter dan genezen, luidt het spreekwoord. Maar hoe voorkom je hartproblemen? Los van no-brainers als niet roken, zegt Jørstad: “Het begint bij het kennen van jezelf. Daar hoort ook bij: weten of je familieleden hebt met een hartprobleem.” Zeker als hun klachten al op jonge leeftijd zijn opgetreden. Als je broer of zus op diens dertigste onderuit is gegaan vanwege een hartprobleem, is dat kans dat hij of zij een erfelijke kwetsbaarheid had groot. Dat maakt de kans dat jij ook risico loopt aanzienlijk.
Wat ook hoort bij jezelf kennen, is bijhouden hoe gezond je bent. Zeker als je wat ouder wordt, is het verstandig om je cholesterol en bloeddruk te meten. “En ook belangrijk: luister naar je lichaam.” Nu klinkt dat leuk en aardig, ‘luisteren naar je lichaam’. Maar laten we eerlijk zijn: het lichaam communiceert niet altijd even helder. Nét niet fit zijn, wat vermoeider dan normaal, net niet die prestaties kunnen leveren die je gewend bent op de fiets… Moeten dan meteen de alarmbellen afgaan?

“Dat is inderdaad vaak lastig”, beaamt Jørstad. “Ook daarom bestaat er geen pasklaar advies voor alles en iedereen.” Hier komt gezond verstand om de hoek kijken. Is je hartslag bijvoorbeeld wat hoger dan je gewend bent, maar heb je net een griepje achter de rug? Dan is dat waarschijnlijk de verklaring, en hoef je niet meteen bang te zijn voor je rikketik. Maar ben je gewend om op een bepaald niveau te fietsen, maar kun je ineens niet meer meekomen met je maten? Of voel je plots druk op de borst, schiet je hartslag ineens tot boven de 200, of word je duizelig tijdens het fietsen? “Dat hoort gewoon allemaal niet”, verduidelijkt Jørstad.
Iedereen screenen?
In sommige gevallen (denk aan de rokende, drinkende bankhanger die van de ene op de andere dag extreem actief wordt, of de sporter met hartziektes op jonge leeftijd in de familie) is vrij duidelijk dat er problemen kunnen ontstaan. Maar wat als je niet tot die gevallen behoort? Is het een goed idee om iedere fietser te screenen, uit voorzorg? Nou, nee, stelt Jørstad. Zo telt Nederland volgens fietssportbond NTFU liefst 750.000 wielrenners en 500.000 mountainbikers. Die kun je onmogelijk allemaal uit voorzorg doorlichten op hartklachten, jaar in, jaar uit. De cardiocollega’s van Jørstad hebben het al druk genoeg. Om over de kosten nog maar te zwijgen.
Bovendien is geen enkele screening perfect, voegt de cardioloog toe. “Want je vindt alleen de dingen waar je goed naar zoekt. Er is geen test waarmee je alles in één keer kunt doorlichten, en die daarna groen licht geeft om te doen wat je maar wilt. Laat je bijvoorbeeld een hartfilmpje maken terwijl je nog geen klachten hebt? Dan weet je nog bijna niets over wat zich in de coronairen (kransslagaders) afspeelt. Een echo vertelt je daar ook weinig over, en leert niets over ritmestoornissen. Je kunt nooit tegen alles ‘opscreenen’.”

Zeker, beaamt hij, als je je lichaam écht serieus op de proef gaat stellen, is een sportmedisch onderzoek het overwegen waard. Maar de meeste fietsers hoeven zichzelf niet preventief binnenstebuiten te laten keren, vindt hij. Als ze maar goed op zichzelf letten. “Weet wie je bent en waar je vandaan komt, luister goed naar je lichaam. En zijn er klachten, neem die dan serieus. Want klachten zijn klachten.” Tot die tijd kun je lekker blijven fietsen. En als je toch hartproblemen krijgt: ná die tijd meestal ook, weten we nu. Een pak van het hart, toch?
Profs en amateurs
Bij het Hartcentrum van Amsterdam UMC profiteren revaliderende topsporters en amateurs van elkaar. Fysiotherapeut Wouter van Doorn: “Een topsporter moet natuurlijk naar een hoger niveau trainen, met uitgebreidere programma’s. Maar die kunnen we wel gebruiken voor amateurs, aangepast aan hun niveau.” Verder heeft werken met profs veel kennis opgeleverd over waar grenzen liggen, voegt cardioloog Harald Jørstad toe. “Van bepaalde aandoeningen dachten we vroeger: daar moet je absolúút niet mee sporten.”
Inmiddels zijn er profs die ondanks zo’n aandoening toch nog topsport bedrijven. Zo begeleidde Jørstad zelf voetballer Daley Blind tijdens diens hartrevalidatie, maar ook andere topsporters die nog altijd actief zijn. Dit heeft ook voor amateurs de deur opengezet om actief te blijven.
Omgekeerd hebben profs ook profijt van amateurs. Van Doorn vertelt over een topsporter en een amateur, die onlangs tegelijk aan het revalideren waren. “Tijdens het fietsen raakten ze aan de praat, en ontdekten ze dat ze veel in elkaars verhaal herkenden.” De omgeving doet vaak zijn best, maar zal nooit precíes begrijpen hoe het is om te herstellen van een hartziekte. “Maar zij begrepen elkaar, herkenden elkaars gevoelens, frustraties… Zulk contact is daarmee heel waardevol, ook al is het verschil op sportief niveau groot.”
