1400 km en ruim 30.000 hoogtemeters met de mountainbike door de binnenlanden van Frankrijk. Eerst slingerend door de Morvan, door naar het minder bekende Centraal Massief, de vulkanen van de Auvergne en dwars door de Cevennen. Na 19 dagen mogen de voeten koelen in het blauwe water van de Middellandse zee. Dit is in een notendop de Grande Traversée du Massif Central.

Ronald Jacobs gaat de uitdaging aan en verzorgt af en toe een update van zijn belevenissen.

970 km en 18.440 hoogtemeters in 13 dagen zitten erop. Nog 6 fietsdagen te gaan. Tijd voor een update.

Het Frankrijk waar de GTMC doorheen gaat zucht en steunt onder extreem hoge temperaturen. Richting en over de 40 graden. Het is echt mountainbiken op weg naar het gehucht Roffiac bij Saint-Flour. Voor iedere meter terreinwinst moet ik vechten in de GTMC. Althans in 80% van de afstand. Rollende stenen, rotsblokken, split tot aan je enkels, hoog gras, modder, wortels en wat er verder nog te verzinnen valt. De overige kilometers moet je zien als een cadeautje.


Nog net voordat mijn lijf gaat piepen en kraken

Na Roffiac is de keten van vulkanen in het ochtendgloren goed te zien. 80 liggen er op een rij. Maar eentje aanzetten hó maar. Er lijkt geen klim zonder een afdaling en geen afdaling zonder een klim. Hoogteprofielen op de GPS zijn bedrieglijk. De klimmen zijn standaard onregelmatig. Het wisselt razendsnel van vals plat naar extreem steil. Het vraagt om het verdelen van de krachten. Zeker als je nog twee weken voor de boeg hebt.


Ontbijten op historische grond

De middeleeuwse stad Besse-et-Saint Anastaise is een kort bezoek waard. Al is het maar omdat het de enige plaats met een terras is. De wereld wordt steeds groener. De afgetopte bergen lijken een grote weide met ontelbare koeien. Veel te laat eet ik de meegenomen lunch. Dat maakt de laatste klim tot een lijdensweg. Alles in mijn lijf piept en kraakt. Eenmaal in de charmante Ferme des Prades is dat weer snel vergeten. Een Ferme is feitelijk een table d’hôtes in een boerderij. Je eet er met de eigenaren mee. Het gebouw heeft een rijke historie. Eens was het eigendom van de priester van Napoleon, Dominique Dufour de Pradt.

 

De rit tot net voor Saint-Flour is een wat saaie rit die voor het eerst niets nieuws biedt. Nou, alleen dan dat alle boeren in touw zijn om met hun tractoren de graslanden te maaien en het maaisel in keurige rijtjes te leggen.

De gastvrije Ferme is wel een fijne verrassing. Niet alleen vanwege de prettige kamer en vriendelijke uitbaters, ook omdat Gerard, mijn fietsmaat, zich bij mij voegt. Daardoor verander ik weer van ‘the man who speaks with cows’ in een gewone nuchtere Brabander.

Vestingstad Saint-Flour is vooral vanaf de buitenkant een blikvanger. De pittige fietsdag die we verwachten valt in de praktijk mee. Gewoon omdat er nu grotendeels ‘gewone’ paden zijn, paden waarop je eens lekker door kunt raggen. Alhoewel, er liggen ook van die bottenrammelpaden. Gelukkig maar, anders zou Gerard nog denken dat ik erg heb overdreven met mijn verhalen over stenen, keien en wortels. Als het middaguur nadert loopt mijn fietsmaat, zonder er verder woorden aan vuil te maken, een verkoelend bergmeertje in. Zijn manier om zijn heetgelopen lijf weer op bedrijfstemperatuur te krijgen.


Saint-Flour is vooral van een afstand mooi

Aan de voet van de laatste klim ligt het dorpje Chanaleilles. Daar is een cafeetje met een terras. Binnen zitten zo’n beetje alle bewoners van de pak ‘m beet twintig huizen. Ze hebben naar de oproep van de overheid geluisterd om binnen te blijven en veel te drinken om zo te temperatuur van plus 40 graden goed door te komen. Zouden daar ook alcoholhoudende versnaperingen onder vallen? Zo te zien dus wel.


Mijn eigen waternimf

De klim vol stenen en wortels vraagt om volledige concentratie. Zover die er nog uit te persen zijn. De laatste jus komt uit de kuiten gedruppeld.

De Auberge staat bij ‘Nergensville’ op de berg. Het ligt op de wandelroute op de Chemin de St Jacques. Het lijkt meer op een jeugdherberg. We delen een kamer met twee gerimpelde Françaises op leeftijd. Wie wordt daar nu blij van? Zij in ieder geval niet met twee van die suf gefietste droogkloten.

Voor het slapen gaan verandert Gerard in een kleinwild jager. Met een handdoek vermorzelt hij tientallen vliegen die de kamer bevolken. Hij wordt daarmee de officiële ‘lord of de flies’ van deze week en maakt daarmee grote indruk op de dames.


Ruïne van Saint-Julien-du-Tournel

Onze werktijden lijken op die van een bakker. We staan voor dag en dauw op om de grootste hitte voor te zijn. Zo ook tijdens de route naar Bagnols-les-Bains. Het is weer genieten in de geurige bossen en op de ruim anderhalve kilometer lange singletrail vol wortels. Daar komen nog bij de verstilde schoonheid van het gigantische meer van Charpal, binnenkijken bij ruïne Saint-Julien-du-Tournel en als afsluiting een nog net rijdbaar technisch rotspad van aangename klasse.

De vriendelijkheid van de uitbaters van het hotel kent geen grenzen. We krijgen zelfs de sleutel van het restaurant om tijdens een uur dat hanen nog slapen te kunnen ontbijten. Hulde!


Het meer van Charpal

Vandaag is een echte mountainbike dag. Eerst 600 hoogtemeters naar de Col de Finiels (1541 m). Daarna kost het kruim en stuurvaardigheid om over de onverharde paden te rijden. We rijden het natuurpark de Cevennen binnen, mooi en ruig. De een na laatste afdaling van de dag is er een voor bikers met voldoende stuurvaardigheid en geen hoogtevrees. Het nogal technische pad loopt op plekken vlak langs een diepe kloof. Ik knots er stevig op los. Mijn bike bokt als een gek. Niet de tanden op elkaar want dan liggen alle kronen gegarandeerd los in mijn mond. Mijn voorvork bokt als een gek. Hij is defect. Hij vangt de grote klappen nog op, maar comfort is er niet bij. Dat betekent de komende dagen met aangepaste snelheid fietsen over de technische passages om de controle niet te verliezen.


Stenen, daar hebben ze er genoeg van in de Cevennen

Dan de laatste klim van de dag. Op het hoogteprofiel een makkie van zo’n 250 hoogtemeters. In werkelijkheid een te steile verrekkeling met stenen met daartussen en daarover fijne gravel. En dan fijn in de betekenis van klein en heel zeker niet van genoeglijk! Bij te veel druk slipt het achterwiel door en is tot stilstand komen gegarandeerd. Wind is er in de kloof geen, zon des te meer. De afdaling naar etappeplaats Florac – de hoofdstad van de Cevennen – kan dat niet meer goed maken. Bij aankomst is mijn hoofd gekookt, bips geroosterd en zijn de eitjes gepocheerd.


Aan dit soort paden hebben we een dagtaak

Etappe-overzicht

Avallon / Saint Agnan = 75 km (1700 m)
Saint-Agnan / Planchez = 82 km (1465 m)
Planchez / Glux-en-Glenne = 68,5 km (1800)
Glux-en-Glenne / Toulon-sur-Arroux = 78 km (1320 m)
Toulon-sur-Arroux / Bourbon = 51 km (+ 950 m)
Bourbon / Monetay sur Allier = 116 km (+ 950 m)
Monetay sur Allier / Riom = 90 km (+1530 m)
Riom / Orcival = 78 km (+ 1830 m)
Landeyrat / St-Flour = 51 km (+ 780 m)
St-Flour / Le Sauvage = 76 km (+ 2030 m)
Le Sauvage / Bagnols-les-Bains = 73 km (+ 1135 m)
Bagnols-les-Bains / Florac = 74 km (+ 1450 m)
Florac / L’Hom = 58 km (+ 1500 m)