Hoewel Valsugana bij Nederlandse vakantiegangers vooral bekend staat vanwege de meren van Levico en Caldonazzo, zijn die voor wielertoeristen niet de belangrijkste reden om af te reizen naar deze Italiaanse regio. Belangrijker zijn de vele prachtige routes door het alpine landschap. Eén van de mooiste is de Kaiserjägerweg, een indrukwekkend overblijfsel uit de Eerste Wereldoorlog, dat nu vreedzame doelen dient.

Tekst: Joris Birnie /// Foto’s: Joris Lugtigheid

De streek rond de meren van Levico en Caldonazzo is niet alleen populair bij badgasten, die afkomen op het warmste zwemwater van de hele Alpen, maar ook bij wielertoeristen die op zoek zijn naar uitdagende routes. In Italië zelf kennen ze de kwaliteiten van Valsugana, zoals dit gebied wordt genoemd, al lang. Niet voor niets is de Giro d’Italia er vaste klant. Maar wij, fotograaf Joris Lugtigheid, mountainbikecrack Nicolien de Jager en ondergetekende, laten de beroemde Giro-routes links liggen. Wij kiezen voor een kleine maar fijne, veel minder bekende route: omhoog naar de hoogvlakte van Lavarone over de Passo di Vezena, beter bekend als de Kaiserjägerweg. Deze passtraat is ons aangeraden door Daniele Ackler, niet alleen eigenaar van het speciale racefietshotel waarin we verblijven, maar zelf ook hartstochtelijk racefietser en mountainbiker. Wat wil je ook, in zo’n omgeving!

Vroeg op

Wie passen wil rijden moet op tijd uit de veren. We vertrekken namelijk vroeg, niet alleen om de middaghitte te vermijden, maar ook om de weg niet te hoeven delen met de vele motorrijders die met name in de weekends de vele haarspeldbochten van de Kaiserjägerweg ook weten te vinden. Terwijl het opkomende zonnetje de ochtendnevel langzaam doet verdwijnen, trappen we de eerste meters weg. Vanuit Levico Terme, waar ons hotel staat, dalen we eerst af over schijnbaar kriskras door elkaar lopende smalle straatjes. Het stadje achter ons latend kruisen we de hoofdweg, waarna het weer omhoog gaat, de Kaiserjägerweg ofwel de SP133 op.

Geen makkelijke start, met nog koude benen en niet al te veel kilometers training. Dat doet pijn, niet alleen fysiek, maar ook mentaal. Dat laatste is ook de schuld van Nicoletta, die als een vlinder omhoog danst. Ondertussen ben ik verbeten aan het stampen. Ik probeer mijn gedachten te verleggen van afzien naar genieten en dat lukt gelukkig aardig. De eerste kilometers is de omgeving dicht bebost, maar na een kilometer of vijf is er meer ruimte tussen de bomen, waardoor niet alleen de steile bergwanden, maar ook het dal en de beide meren zich openbaren. Spectaculair! Terwijl ik door ploeter en strijd lever tegen de zwaartekracht, besef ik dat op deze plek honderd jaar geleden een heel ándere strijd werd geleverd.

Bloedige strijd

Het Italiaanse Trentino, de provincie waarin Valsugana ligt, was niet altijd Italiaans. Iets meer dan honderd jaar geleden, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, was dit stuk van de zuidelijke Alpen nog deel van Oostenrijk-Hongarije. Veel Italianen was dit een doorn in het oog, want qua taal en cultuur was Trentino in hun ogen niet Oostenrijks, maar Italiaans. Ook in Wenen, de hoofdstad van deze toenmalige superstaat, was men zich daarvan bewust. En ondanks dat Oostenrijk-Hongarije en Italië toentertijd bondgenoten waren, bouwden beide landen aan weerszijden van de grens forten en versterkingen. Zo ook op de hoogvlakte van Vezzena, die de grens vormt tussen Trentino en de rest van Italië. Om die forten te bevoorraden, werd in 1911 langs de steile wanden van de Monte Pegolara begonnen met de aanleg van een bevoorradingsweg. Een absolute monsterklus, die werd geklaard door de Tiroler Kaiserjäger, een onderdeel van het Oostenrijkse leger. De Weense strategen voorzagen namelijk, dat in geval van oorlog dáár slag geleverd zou worden tegen Italiaanse troepen.

Hun voorspelling kwam uit, want in 1915 verklaarde Italië de oorlog aan Oostenrijk-Hongarije en braken op de hoogvlakte bloedige gevechten uit. Die oorlog, de Eerste Wereldoorlog, is inmiddels honderd jaar voorbij, maar de weg ligt er nog. Iets meer dan 10 kilometer lang en 780 hoogtemeters overbruggend. En inmiddels geasfalteerd, verbreed en voorzien van vangrails, maar nog steeds steil, smal en spannend. En dat merk je, want de Kaiserjägerweg is populair bij wielertoeristen. Waar vroeger muildieren proviand en geschut de berg op sleurden, daar leveren nu bezwete fietsers strijd tegen de zwaartekracht.

Eergevoel

Alhoewel je mijn lijden totáál niet mag vergelijken met die vreselijke strijd op de hoogvlakte, kan ik toch niet anders zeggen, dan dat ik het zwaar heb. We ploeteren op percentages tussen de 10 en 17 procent. En op de steilste stukken wordt het iedere keer stil; we hebben gewoon geen energie meer om nog te praten. Ook Nicoletta niet, en dat zegt wat. Van vlinder is ze veranderd in een rups. Stiekem ben ik er wel een beetje blij mee, want zoek gereden worden door zo’n dametje doet mijn mannelijke eergevoel geen goed. Na al het draaien en keren over de haarspeldbochten doorkruisen we twee, in de kale rots uitgehakte tunnels. Die zijn zó smal, dat er maar één auto per keer door kan. Een groot voordeel, want dat betekent dat je in de zomer dagen geen grote bussen tegenkomt zoals op veel andere Alpenpassen. Maar op een doordeweekse dag in september is het sowieso lekker rustig.

Halverwege vlakt de klim af en komen we op een relatief vlak plateau. Even bijkomen. We doorkruisen het dorp Luserna en ik besef dat alles wat we hier zien niet ouder is dan honderd jaar. Luserna, toen nog Lusern geheten, lag namelijk midden in de frontlinie en werd door de Italiaanse aanvallers compleet aan puin geschoten. Het enige gebouw dat er nu nog staat is een oude Oostenrijkse grenspost. Terwijl ik deze overpeinzingen heb word ik bijna van mijn fiets getrokken. “Carbonare di… Carbonara di…” wordt er geroepen. Wat roepen ze? Met mijn pizzeria-Italiaans kom ik op het woord ‘vlees’. Ik zie een pluim rook omhoog drijven. We rijden langs een kerk naar beneden en komen bij een groep mensen, die om tien uur ’s ochtends wijn staat te drinken. Wat ís dit? En wat doen ze bij die rokende berg aarde? Het wordt al snel duidelijk, want linksom of rechtsom, we zullen een hapje moeten mee-eten en drinken met deze feestgangers. Lekker trouwens, vers brood met een op de barbecue geroosterde plak salami! En we begrijpen, met handen en voeten uitgelegd, dat hier op traditionele wijze houtskool wordt gemaakt, zoals de bewoners van Lusern dat in de Middeleeuwen ook al deden.

Ik schrijf bewust Lusern en niet Luserna, want sommige bewoners van dit dorp spreken een heel oude variant van een Beiers dialect, dat Zimbrisch wordt genoemd. Het verhaal gaat, dat de Beierse voorvaderen van de Luserners, die de Alpen overgetrokken waren, zich in de Middeleeuwen op de hoogvlakte konden vestigen, omdat ze als enige wisten hoe ze houtskool moesten maken. Om de hoge temperaturen te bereiken die nodig zijn voor het smelten van ijzer volstond hout als brandstof niet. Dus wie toen houtskool kon maken, was welkom.

Rokende berg

Beetje bizar, een samenscholing naast een rokende berg. En ook gezellig. Maar het is tijd, we moeten door. Gelukkig is de pashoogte van de Passo di Vezzena niet ver meer. Met de zoute smaak van de salami nog in de mond rijden we makkelijk omhoog. Dat het de Italianen vaak om eten gaat is duidelijk. Net nadat we een monument voor de omgekomen soldaten uit de Eerste Wereldoorlog passeren – ‘Ai suoi figli caduti per la patria’ – zien we een ouder stel met een rieten mand uit het bos komen, vol met wilde paddenstoelen voor in de pasta. Hier weten ze wat lekker is. Eenmaal op de pas genieten we, voordat we gaan afdalen, van het uitzicht op de hoogvlakte Vezzena. Een verdiende afdaling na al dat stoempen, want ondanks dat de klim vanaf het hotel gerekend nog geen 25 kilometer telt, is het met zijn pittige stijgingspercentages echt afzien. Maar absoluut een toprit. En een lekker opwarmertje, want mooie passen liggen hier genoeg. De ruige, uit de Giro d’Italia bekende Passo Manghen bijvoorbeeld. Iemand zin?

Reisinfo

Verblijf

Joris en Nicoletta verbleven in Hotel Cristallo in Levici Terme. Dit hotel is gespecialiseerd in wielrenners en daarom ook lid van Roadbike Holidays. Lidmaatschap van deze hotelorganisatie garandeert dat het hotel speciale faciliteiten voor wielrenners heeft en dat routeinformatie voorhanden is.

Routes

In de regio Valsugana zijn de mogelijkheden eindeloos. Wie wil, kan met hotelier en wielrenner Daniele Acler zélf tochten maken. Of je kunt je door hem laten adviseren. Of je neemt een gps van het huis mee. Wie een indruk wil krijgen van de mogelijkheden kan even naar de website van Roadbike Holidays, daar zijn tien van de mooiste routes te bekijken en te downloaden. Overigens, de medewerkers van het hotel of de VVV leggen je óók graag uit waar je de mooiste mountainbikeroutes kunt vinden!