De 18e etappe van de Tour 2017 start in Briançon, voert over de Col de Vars en finisht boven op de Col d’Izoard. Deze laatste bergetappe kan zomaar de beslissing brengen. Het zijn loodzware 178 kilometers en 4.000 hoogtemeters. Reden genoeg om af te reizen naar de Zuid-Franse Alpen voor een voorverkenning.

Tekst en foto’s: Ingrid en Ronald Jacobs

Gelukkig speelt de wekker een vrolijk deuntje… anders werd ik vermoedelijk chagrijnig wakker. Het is pas 05.10 uur. Zelfs de hanen zijn verstandiger, die slapen nog. Mijn fietskleding ligt klaar en verraad dat ik niet bij een visclub hoor. Gelukkig vergezeld Valentijn van der Valk me, hij is mede-eigenaar van het fietshotel AlpeLune in het bergdorp Puy-Saint-Vincent.

Al snel rijden we over de N94. Normaal gesproken een drukke weg waar fietsen geen pretje is. Op dit vroege tijdstip is het een oase van rust. Het is mooi meegenomen dat het tot Embrun vooral vals plat naar beneden gaat. De eerste ruim 40 kilometer overbruggen we in vliegende vaart. Onderweg laten we nog een bakker schrikken. Die had op dit tijdstip van de dag niet op twee gehelmde klanten gerekend. Een zoet, nog warm broodje en een stevige koffie vormen een prima ontbijt. Het warmt ons ook nog even op. Het mag vandaag dan warm worden, nu is een winddicht jackje geen overbodige luxe.

Na Embrun slingert een rustige weg langs het met bergen omzoomde Lac de Serre-Ponçon. We genieten van het fraaie panorama. Valentijn moet een ‘Dumolin-tje’. Dat kan in een barretje. Opgelucht en naar eigen zeggen twee kilo lichter bestellen we koffie. Vanuit een verder leeg vitrinekastje liggen een croissantje en een koffiebroodje ons aan te staren. De enige twee snacks die hij nog heeft, zegt de uitbater. Ondertussen parkeren drie vuilnismannen hun vrachtwagen voor de deur. Ze bestellen een alcoholhoudend drankje. Maar niet voor de chauffeur, “die krijgt koffie”, zegt één van hen met een stem of dat iets heel ergs is. Het is tijd voor ons om verder te gaan. Als ik toch nog even naar binnen loop om de bidons te vullen, worden er net twee nieuwe snacks in het kastje gelegd. Weer de laatste twee zeker?

Het eerste colletje van de dag mag geen naam hebben, maar heeft dat wel, hij is vernoemd naar de rotsformatie Demoiselles Coiffées (1024 meter), oftewel de col met de mooi gekapte dametjes. Niet echt goed besteed aan twee mannen met het meest aerodynamisch mogelijke kapsel.

Col de Vars

De weg blijft tientallen kilometers licht stijgen. Genoeg om het te voelen, te weinig om er al te veel door te vertragen. Overmoedigheid ligt op de loer. Bewust houden we ons in, daarvoor is de dag nog te lang. Op een bord staat dat de Col de Vars is afgesloten. Net de col waar wij overheen moeten. “Dat geldt niet voor fietsers”, verzekert Valentijn mij. “Ze zijn vast de weg aan het repareren voor de Tour.” Het heeft iets moois, zo’n autoloze col. Het begin is relaxed. Niets wijst er nu al op dat het snel zwaarder wordt. De laatste 13 kilometer schreeuwen echter om een heel andere set tandwielen. Eerst een procent of 7 gemiddeld en als afsluiter de laatste 2 kilometer boven de 10. De eerste col is overwonnen! Ja, maar op de top staat een Franse wegwerker. Die is onverbiddelijk, er mag niemand mag er door. Strikte orders heeft hij. Valentijn probeert het een paar keer, maar deze plichtsgetrouwe werkman laat zich niet vermurwen. Omdraaien is geen optie. We hebben er inmiddels 130 kilometer opzitten en terugrijden? Geen sprake van. Ik zie een singletrail langs de wand van de berg in de goede richting gaan. Niemand kan ons verbieden die te volgen. Ook onze plaaggeest niet. Iedereen die mij een beetje kent, weet één ding zeker, wandelen daar ben ik niet van. Dus stap ik op de fiets en rij over het pad dat vooral geschikt is voor een mountainbike. Valentijn volgt. We beleven er gek genoeg veel lol aan. Enerzijds omdat het iets heeft van burgerlijke ongehoorzaamheid, anderzijds omdat het pad goed te berijden blijkt. Het pad sluit net na de 3 kilometer wegwerkzaamheden aan op de weg. Joepie, dalen! Daarna blijken alle voorbijkomende restaurantjes dicht. Niet fijn, want onze lijven smeken om eten. Onderweg passeren we het skistadje Vars. In de vakantiefolders staat daarover: ‘heeft zijn oorspronkelijke karakter behouden’. Dat betekent dat het in de jaren zeventig gebouwde gedrocht alleen maar nog lelijker is geworden.

Na een razende afdaling rijden we Guillestre binnen. Op het centrale plein zijn zeker tien restaurants. Het is echter al dik na 14.00 uur. Dan kun je een lunch in Frankrijk wel vergeten. Van het in de andere, meer Duits georiënteerde Alpenlanden bekende ‘durchgehend warme Küche’ hebben ze hier nog nooit gehoord. Valentijn gooit zijn charmes in de strijd en vindt een aardige dame bereid om een lekkere pasta voor ons te maken. Als twee gulzige roofdieren maken we die soldaat.

Col d’Izoard

Dan is het tijd om ons op te maken voor de 1300 hoogtemeters naar de top van de Col d’Izoard. Voor de statistici onder ons, deze zware klim zat al 33 keer eerder in de Tour, maar nog nooit als finishplek. De aanloop is vrij vlak. Een snel stromende rivier heeft een smalle maar diepe kloof dwars door de rotsen uitgesleten. Dat is niet alleen landschappelijk aangenaam, het biedt tevens bescherming tegen de brandende zon. Als we linksaf de D 902 oprijden begint het echte werk. Nog even de bidons vullen bij een bron in Château-Ville-Vieille. Ook zonder het te zeggen, weten we dat de laatste 10 kilometer naar de top knetter zwaar zijn. Onze toch al niet zo frisse benen moeten 9 procent gemiddeld verteren, met uitschieters waar ik liever niet over nadenk! Het hoofd wil wel harder, maar de benen kunnen niet. Hoe is het toch mogelijk dat de profs zeker twee keer zo snel rijden? Wat zijn dat voor supermensen? Ik troost me met de gedachte dat vooral het grote genieten telt en de prestatie minder. Bij gebrek aan talent moet je jezelf toch wat wijsmaken.

Lees ook

Vreemd is het kaarsrechte stuk voordat een stevige serie haarspeldbochten naar de top gaat. Door de schuin met de weg meelopende weilanden lijkt de weg niet meer te klimmen dan vals plat. Niets is minder waar. Hoe steil precies, staat normaal gesproken op bordjes langs de kant. Die zijn weggehaald. Is dat voor de Tour? Mogen de profs niet weten hoe lang en steil het nog is? Of gaan we door de vermoeidheid raaskallen? Net voor de top ligt de Casse Déserte. De rotsformaties zijn surrealistischer dan Salvador Dali had kunnen verzinnen. Nog een paar bochten. Een setje marmotten steekt net voor onze wielen de weg over en kijkt ons vanuit de berm verbaasd na. Op deze manier is dit meer marmot dan de onder fietsers populaire Marmotte. Op de meet zijn er voor de profs 10, 6 en 4 seconden te verdienen. Wij gaan over de top (2360 meter) met een high-five, want tijd is voor ons niet relevant. Als afsluiting een suizende afdaling terug naar de startplaats van deze etappe,Briançon. Eerst nog tussen de ijswanden door, gevolgd door bossen en langs spectaculaire rotswanden. Net na het bord bebouwde kom springen de navigatieapparaten op 200 kilometers. Een uurtje later zitten we grijnzend tegenover elkaar aan de maaltijd. En geloof mij, na zo’n tocht smaakt alles lekker. En zeker weten, op dat moment waren er in heel Frankrijk geen mensen meer tevreden met hun bestaan dan wij tweeën.

Marmotte Sestrière

We hebben de smaak goed te pakken en bedenken een nieuwe uitdaging. De dag van de alles beslissende tijdrit in de Giro d’Italia besluiten Valentijn en ik om in stijl de Italiaanse Marmotte Sestrière te rijden. De start ligt een auto-uurtje verder weg van ons chalet in Puy-Saint-Vincent. De auto vindt een plekje in Cesane Torinese . Eerst een lange vals plat afdaling voordat de Colle delle Finestre (2176 meter) op ons wacht. Onderweg verspert een kolonne van een paar honderd koeien de weg. Altijd leuk. De kleur van het asfalt is er wel door veranderd. Het vale grijs hebben de dames omgetoverd in een soort glimmend nat vaal groen. De komende kilometers rijden we met de monden dicht en de kinnen omhoog.

Valentijn denkt een afkorting gevonden te hebben naar het begin van de klim. Dat klopt ook, alleen is het een steile onverharde singletrack die in een mountainbikeparcours niet misstaat. Niet zeuren, hutsend en klutsend komen we op de goede weg. Nou ja, goede weg, de juiste weg is een betere beschrijving. Het aftandse smalle strookje asfalt is vermoedelijk in de tijd van Caesar voor het laatst op de onderhoudslijst gezet. Haarspeldbochten rijgen zich aaneen. Het dikke bladerdek biedt bescherming tegen de brandende zon. Met gemiddeld 9,1 procent is de 1700 hoogtemeters tellende klim zeker steil te noemen. Zo af en toe klamp ik, als een soort Baukje Mollema, aan bij het achterwiel van Valentijn. Ik word langzaam niet goed van zijn achterste. Op zijn fietsbroek staat met grote letters Bucketlist-challenge.com. De Bucketlist Challenge is een bedenksel van Valentijn. Het zijn 12 must-do-beklimmingen in de Zuid-Franse Alpen. Dan spreken we een man op een brommer, hij zegt dat de top vanwege de sneeuw niet bereikbaar is. Volgens Valentijn is het met de fiets geen probleem. Wanneer heb ik dat ook alweer vaker gehoord? De klim is zo bekend omdat de laatste 8 kilometer onverhard zijn. Omdat er in diverse jaargangen van de Giro d’Italia overheen is gereden, is dat délegitimatie om er een jaarlijks terugkerende cyclo van te maken.

De laatste 150 hoogtemeters klunen en klauteren we door de sneeuw. Fiets op de schouders, blik op oneindig en doen of je dom bent. Op die manier gaan we ploeterend naar de top. Het is bizar dat aan de andere kant een fantastische smalle asfaltweg loopt. Met her en der nog de gevolgen van wat aardverschuivingen, maar die mogen geen naam hebben.

Voordat we aan de tweede col beginnen, duiken we een restaurant binnen. Niet per se om te eten, maar om naar de ontknoping van de Giro te kijken. We juichen allebei als Tom Dumolin het roze definitief mee naar huis mag nemen. Best dapper trouwens in het land van Vincenzo Nibali. Al valt onze dapperheid ook wel weer mee, we zijn de enige gasten. De afsluitende 600 hoogtemeters tellende klim naar Sestrière (2035 meter) is een makkie. Hij loopt lekker. Nog lekkerder lopen de 13 afdalende kilometers retour naar de auto.

Al filosoferend kom ik tot de conclusie dat er tijdens onze tochten grenzen zijn overschreden en vervaagd. Zo blijkt de grens tussen de mountainbike en de racefiets niet zo groot, overschreden we de grens tussen Frankrijk en Italië, net als de sneeuwgrens. Tot slot vervaagde het verschil tussen de Tour en de Giro d’Italia.

Reisinfo

Wij verbleven in chalet AlpeLune in het Zuid-Franse bergdorp Puy-Saint-Vincent, vlakbij Briançon. Dit door twee Nederlandse echtparen gerunde hotel richt zich op fietsers. De verzorging is top. In de middag een extra pastamaaltijd, wasservice voor de fietskleding, fietsgereedschap en eindeloos veel tips voor mooie fietstochten op de racefiets of mountainbike. www.alpelune.com/nl/