De Nederlandse wielersporteconomie heeft een geschatte omvang van 490 miljoen euro. Dat blijkt uit onderzoek dat in opdracht van wielersportbond NTFU is uitgevoerd.

“De gezondheidswinst en de maatschappelijke waarde van onze sport zijn al langer bekend. Met dit onderzoek hebben we ook de economische betekenis van de wielersport inzichtelijk gemaakt” aldus Mark Torsius, manager sportontwikkeling bij de NTFU, in een persbericht.

815.000 Nederlanders hebben tenminste één racefiets of mountainbike en staan gemiddeld negentig keer per jaar op de pedalen.

 

Investeringen

De sport vraagt om de nodige investeringen. Fiets, helm, schoenen en kleding zijn uitgaven die een fors deel van de 490 miljoen bepalen. Ook zaken als het lidmaatschap van een fietsclub en de deelname aan fietsevenementen zijn meegenomen in het onderzoek van de NTFU.

Dat wielersporters veel geld overhebben voor de beoefening van hun sport blijkt uit het feit dat zij aangeven 35 procent meer uit te geven aan een nieuwe fiets dan de gemiddelde Nederlander. Kortom, de sportieve fietser vormt de motor van een serieuze wielersporteconomie.

Jaarlijks worden 175.000 nieuwe sportieve fietsen gekocht met een totale waarde van 183 miljoen euro. Het geld dat jaarlijks aan accessoires wordt uitgegeven ligt zelfs nog hoger. 196 miljoen euro wordt besteed aan zaken als kleding, onderdelen en elektronica.

Voorzichtig

De geschatte waarde van de Nederlandse wielersport is aan de voorzichtige kant, meldt de NTFU. Zo zijn in het onderzoek de bestedingen die wielersporters doen tijdens hun trainingsritjes buiten beschouwing gelaten. Daarbij kan worden gedacht aan het kopje koffie met appeltaart onderweg, de kosten van een veerpont en het pilsje na afloop van een rit.

Ook de fietsvakantie in eigen land is niet meegenomen in de berekeningen. Torsius: “Wat ons betreft zijn er redenen te over om als gemeente of provincie te investeren in een sportieve fietscultuur en -infrastructuur en zodoende de lokale economie te stimuleren!”