Als je een crossfiets zoekt kom je waarschijnlijk uit bij Canyon of Stevens. Wij hebben de Canyon Infite en Stevens Super Prestige getest. Kun je er zo het veld mee in, of zijn er upgrades nodig?

Hoewel de UCI zich in allerlei hoeken wringt om de cross internationaler te maken, blijft het modderworstelen met de fiets een Belgisch-Nederlands onderonsje. Het aanbod aan cyclocrossfietsen is inmiddels beperkt tot een klein pelotonnetje grote namen. Ridley sponsort Pauwels Sauzen-Bingoal, Trek heeft haar naam verbonden aan Baloise Trek Lions, terwijl Cube zichzelf promoot bij Wanty.

De gebroeders Roodhooft hebben met met drie ploegen inmiddels de rest van het crossende peloton in handen: de Alpecinploeg, ondersteund door Canyon, maar ook 777 en Crelan. Die laatste twee rijden op een fiets van het Duitse Stevens. Voor deze test vergelijken we de Canyon Inflite en Stevens Super Prestige in standaarduitrusting.

Geen instappertjes

Beide fietsen zijn geen instappertjes. Verre van zelfs. Ze zijn alle twee uitgerust met elektronische schakelgroepen en hydraulische schijfremmen: SRAM Force AXS op de Stevens Super Prestige, Shimano GRX bij de Canyon Inflite. Als je een beetje op niveau wilt crossen, dan heb je dat ook nodig. Natuurlijk kun je met mechanisch schakelen uit de voeten. En zelfs met velgremmen kom je het parcours nog wel over. Maar de hoeveelheid extra onderhoud en kosten die je gedurende een seizoen hebt, moet je niet onderschatten. Elektronisch schakelen is zo goed als onderhoudsvrij en werkt praktisch altijd.

Hetzelfde geldt voor de remmen. Door de toevoeging van schijfremmen en elektronisch schakelen zijn crossfietsen de afgelopen jaren iets zwaarder geworden. Beide zitten zo rond de 8 kilo. De Canyon wint in dit geval de gewichtsstrijd, met name doordat er lichte carbon wielen zijn gemonteerd. Daar had ik persoonlijk zelf nooit voor gekozen. Want hoewel de set-up tubeless ready is en best oké stuurt, horen er in een echte crossfiets nu eenmaal tubewielen. Hoe onhandig en kostbaar het ook is: tubes rijden in het veld gewoon voelbaar beter dan tubeless banden.

Glijden vs. grip

Tubeless banden zijn de laatste jaren duidelijk beter en ook soepeler geworden. Hierdoor kun je bij kleine regionale wedstrijden prima vooruit met een goede tubeless set-up. Wel zou ik dan aanraden de gemonteerde Schwalbe-banden te vervangen door soepelere exemplaren van Challenge. De gekozen Schwalbes hebben vrij hoge nopjes, waardoor ze lekker breed inzetbaar zijn. Maar bij droog weer rollen ze wat zwaarder dan nodig is. Een voordeel van tubeless banden ten opzichte van tubes is dat je veel eenvoudiger banden kunt wisselen en in feite met één wielset uit de voeten kunt. Een nadeel is dat je de band iets harder moet oppompen en vooral, dat hij minder ‘gevoel’ heeft.

Ik weet het, een band is een dood stuk rubber, maar iedere crosser zal begrijpen wat ik bedoel. Waar een goed gelijmde tube op lage druk onder het wiel vandaan rolt en zo extra grip creëert, blijft de tubeless band stug op zijn plek zitten. Druk je harder door, dan is er de kans dat je lucht verliest, of dat de band wegschiet. Al met al is tubeless in het veld een mooie tussenoplossing, maar nooit echt ideaal. Vandaar dat ik groot voorstander ben van luxe crossfietsen met goedkope wielsets, zoals Stevens hier heeft gedaan met de Super Prestige. Want wisselen naar tubes wil je uiteindelijk toch.

Integreren kun je leren

Kabels kijken is bij moderne fietsen uit den boze. Alles moet weggewerkt en geïntegreerd zijn. Allemaal leuk en wel, maar bij de cross wordt je fiets nog weleens vies en dan moet de boel geregeld uit elkaar. Om die reden kiest Canyon bij de Inflite voor gemak. Kabels zijn aan de onderkant van het stuur mooi weggewerkt. Maar wel op zo’n manier dat leidingen niet los hoeven als je iets wilt wisselen.

Vervolgens loopt alles via het balhoofd of voorvork het frame in. Even die krakende balhoofdlagers schoonmaken is dan ook geen probleem. Bij de Stevens lopen de remleidingen onderlangs de stuurpen in plaats van er doorheen. Vervolgens gaan ze wel door de balhoofdlagers het frame in. Een stuurpen wisselen is hierdoor eenvoudig en dat is fijn. Je balhoofd wisselen betekent remmen ontluchten. En dat is onhandig, als je het mij vraagt.

Gewicht naar achteren

Beide fietsen verschillen behoorlijk qua geometrie. De Canyon is langer, maar ook lager aan de voorkant. Hierdoor heb je meer druk op het voorwiel. Dat is een trend die in het mountainbiken al jaren gaande is. In de conservatieve crosswereld zijn we hier nog niet zo aan gewend. En dat heeft een reden. Te veel druk op het voorwiel betekent automatisch dat je voorwiel te veel gaat zoeken in de modder en los zand. Je graaft jezelf als het ware in. Gewicht naar achteren en het voorwiel laten zoeken is dan het devies.

De Stevens manoeuvreert zich dan ook eenvoudiger door de bochten dan de Canyon. Die laatste is dan weer stijver en voelt meer racy dan de Stevens. Hoewel ik een fan ben van het gemak van een enkel kettingblad, is het een genot om weer eens met een dubbel te rijden op de Canyon. Het bereik is
breed, van loeihard op het vlakke tot nooit-tekort bergop. Ook is het soms makkelijk om gewoon alleen voor te schakelen in plaats van achter.

Draagcomfort

Een crossfiets moet veel meer kunnen dan snel en stijf zijn. Een uur lang modderworstelen gaat vaak gepaard met looppassages, en er is ook een wisselpost. De Stevens heeft op de schuine buis drie flink uitstekende boutjes voor het monteren van een bidonhouder. In koers kan dat bij het optillen nog weleens zeer doen. Boutjes eruit, tape erover en vooruit met de klimgeit.

De mooie knik in de staande buis van de Inflite gebruik je in de praktijk amper bij het tillen. Hij zit te ver naar achteren, en dus ligt de mooi afgeplatte bovenbuis braaf op de schouder. Beide fietsen hebben verder zeer eenvoudige lijnen en amper ingewikkelde features, knikjes of hoekjes. Dit maakt poetsen eenvoudig. Ook ontstaat er zo rond het achterwiel veel ruimte om modder af te voeren.

Conclusie

Beide testfietsen hebben zich al lang bewezen in het veld. De Inflite wordt bestuurd door Mathieu, Puck en Ceylin. De Stevens zit onder de kont van pakweg de helft van het peloton. Qua gevoel is de Super Prestige duidelijk comfortabeler dan de Inflite. Die laatste voelt dan weer stijver en directer aan. Persoonlijk prefereer ik comfort boven stijfheid. Je rug ga je sowieso voelen tijdens cyclocross, maar hoe langer je de pijn kunt uitstellen hoe beter. Verder doen beide fietsen weinig voor elkaar onder.

De Inflite is qua kabelgeleiding eenvoudiger in onderhoud, terwijl de Stevens met zijn AXS-groep nauwelijks nog kabels heeft. De DT Swiss-wielen zijn prima, maar een echte crosser zal die zelf niet gebruiken. Om die reden zou ik nooit deze prijs voor de Canyon Inflite neerleggen. Houd er trouwens rekening mee dat de Stevens een 12-speed groepset heeft. Mooi, maar als je een nieuwe wielset met bijbehorende cassette koopt, loopt dat al snel in de papieren.

Specificaties Canyon Inflite CF SLX 9 Team

Plus bloedjesnel, degelijk & eenvoudig gebouwd
Min onnodig dure wielen
Prijs € 4699.-
Frame/voorvork carbon/carbon
Gewicht 7,9 kilo (excl. pedalen)
Groep Shimano GRX/Ultegra Di2 46/36, 11-32
Wielen DT Swiss CRC1400 Spline
Banden Schwalbe X-One Allround 33 mm
Zadel en pen Selle Italia/Canyon
Stuur en pen Canyon H31 Ergocockpit CF
Maten 3XS t/m 2XL
Meer informatie op de website van Canyon.

Stevens Super Prestige Force eTap AXS

Pluspunten: comfortabel, eenvoudig
Minpunten: kabels door het balhoofd
Prijs: € 4069,-
Frame/voorvork: carbon/carbon
Gewicht: 8,2 kilo (excl. pedalen)
Groep: SRAM Force eTap AXS 38, 10-33
Wielen: DT Swiss C1800 Spline
Banden: Schwalbe X-One Allround 33 mm
Zadel en pen: Oxygen Triton/Oxygen Scorpo
Stuur en pen: Oxygen Scorpo
Maten: 47 t/m 60
Meer informatie op de website van Stevens.