Zoals verwacht waren er heel wat aanvallen het eerste uur waarin bijna 50 kilometer werd afgelegd. Het waren vijf renners die erin slaagden een verschil te maken: de Fransman Julian Alaphilippe, de Ecuadoraan Richard Carapaz, de Duitser Lennard Kämna, de Spanjaard Gorka Izagirre en de Ier Dan Martin. De eerste drie speelden dinsdag in de eerste Alpenrit ook een hoofdrol. Kämna won die etappe zelfs, maar hij moest in de beklimming van de Col de la Madeleine zijn vier vluchtgezellen laten lopen. In het peloton, op ruim 3 minuten, namen de renners van Bahrain-McLaren de kop over van Jumbo-Visma. Wout Poels was een van hen, in dienst van zijn Spaanse kopman Mikel Landa. Carapaz kwam als eerste boven, de groep rond Roglic volgde op nog maar ruim een minuut. Pogacar gooide er een sprintje uit waarmee hij op dat moment leider werd in het bergklassement. Na een lange afdaling bereikten nog drie koplopers – Martin was gelost – de voet van de slotklim met een voorsprong van 2 minuten. Vijf renners van Bahrain en zes van Jumbo leidden de groep klimmers in de eerste nog relatief makkelijke kilometers. Bahrain voor Landa
Alaphilippe was de eerste van het drietal die werd ingelopen op de helse klim. Carapaz reed nog net vooruit toen de skihotels van Méribel werden bereikt. Daarna ging het pas echt omhoog naar de top van de Col de la Loze. De groep dunde verder uit met namens Bahrain nog de Italiaan Damiano Caruso en Landa, voor Jumbo-Visma nog Roglic, Dumoulin en Kuss. Pogacar had nog even de Spanjaard David de la Cruz bij zich. Die versnelde wat onder anderen Dumoulin en Landa hun plaats voorin kostte. López was de volgende aanvaller, eerst nog in het gezelschap van de Amerikaan Sepp Kuss van Jumbo. De kopman van Astana passeerde Carapaz, versnelde op een steil stuk nogmaals en bereikte als eerste de finish.


