”Ik ben kapot”, zuchtte hij op de wielerbaan van Roubaix.
Terpstra had enorm afgezien. Eerst was hij naar een kopgroep met zijn kopman Tom Boonen gereden, vervolgens kwamen ze met z’n tweeën voorop.
”Maar ik had net daarvoor een lange inspanning geleverd. Toen er een kasseistrook kwam met de wind van opzij moest ik Tom laten gaan.” Bij het oprijden van de wielerbaan sloot Terpstra net aan bij de eerste achtervolgende groep.
”Toen moest ik weer meteen gaan sprinten.” Hij werd vijfde. ”Ik heb een goede wedstrijd gereden. We hebben een superploeg en met Boonen natuurlijk een superkopman.”
© ANP