Watts per kilo, daar draait het om – niet alleen bij de profs, maar ook meer en meer bij liefhebbers. Logisch, want trainen op vermogen heeft veel voordelen. Wat je nodig hebt? Een goede powermeter en een beetje kennis van zaken. Dit artikel helpt je aan beide.

Als je louter ter ontspanning fietst en niet per se beter hoeft te worden, dan zal een powermeter je ritjes waarschijnlijk alleen maar gecompliceerder maken. Wil je je eigen lichaam leren kennen en het onderste uit de kan halen, dan is zo’n apparaat juist erg nuttig. Als je nu al serieus traint met een hartslagmeter, dan is een powermeter een welkome aanvulling. Want vermogen geeft een betrouwbaarder beeld van je prestatie dan alleen je hartslag.

Externe factoren zoals temperatuur en vermoeidheid zijn van invloed op de hoogte van je hartslag, waardoor je zonder het te weten te zwaar of juist te licht traint. Maar een powermeter liegt niet. Die geeft je geleverde vermogen rechtstreeks en stabiel weer in een cijfer, je wattage. Dit maakt het mogelijk dat je heel gericht kunt trainen en je trainingsarbeid met behulp van powerdata heel goed kunt analyseren. Dat is enorm handig om je conditie op te krikken.

Watt of hartslag?

Zelf behoor ik wellicht tot een van de eerste generaties die heeft leren trainen met gebruik van een powermeter. Uit ervaring weet ik dus dat er een duidelijk verschil is tussen de watt-generatie en hartslagfietsers. Als je met een powermeter rijdt, zul je merken dat je fietsmaatjes met wind tegen hoge wattages leveren en met wind mee juist heel lage. Ook ga je zien dat een hoop mensen aan het begin van een lange klim met veel te hoge wattages rijden en dan halverwege noodgedwongen een tandje terug moeten schakelen. Als je dankzij de powermeter je eigen niveau eenmaal hebt leren kennen, dan zul je veel beter kunnen doseren en constanter rijden.

Het gebeurt mij vaak dat ik in het begin van een klim gelost wordt, halverwege terugkom en vervolgens wegrijd. Niet door te demarreren, maar door een stabiel en constant wattage te leveren. Het is niet voor niets dat in het moderne wielrennen profs voortdurend op hun fietscomputer zitten te kijken. Ze weten ongeveer bij welke wattages ze een klim kunnen volhouden. Zo halen ze er het maximale uit.

Powercrank of vermogenspedalen?

Er zijn een paar soorten powermeters. In de meeste gevallen zit de powermeter in de traparmen: links, rechts of aan beide kanten. Het gewichtsverschil ten opzichte van een gewoon crankstel is daarbij minimaal. Zo is een gewoon SRAM Redcrankstel maar 30 gram lichter dan een SRAM Red-crankstel met een Quarq-powermeter. Een powermeter in de achternaaf kan ook, zoals de Powertap. En dan zijn er nog pedalen met een ingebouwde powermeter. Hierbij wordt de kracht gemeten in de as van de pedaal – ook weer links, rechts of aan beide kanten. Het gewichtsverschil is hier iets groter: gewone Speedplay-pedalen zijn 56 gram lichter dan Wahoo Speedplay-pedalen met powermeter.

Het voordeel van powerpedalen is dat je ze gemakkelijker overzet op een andere fiets dan een crankarm of -stel. Het nadeel is dat pedalen meer last hebben van slijtage – de lagers moet je goed (laten) onderhouden en tijdig vervangen – en dat de batterij relatief kort meegaat. Bekende merken van powerpedalen zijn Garmin, Favero en Wahoo.

Lees hier de review van de Favero Assioma Duo-vermogenspedalen.

Eén of twee kanten?

Maakt dat nou veel verschil, of je aan één of twee kanten meet? Qua prijs zeker, want éénzijdige powermeters zijn een flink stuk goedkoper. Voor een paar honderd euro koop je al een losse linker traparm van Stages of 4iiii. Als je net begint met op vermogen trainen, dan is zo’n eenzijdige powermeter meer dan voldoende.

Hoe betrouwbaar de powerdata zijn is een beetje afhankelijk van het verschil in kracht tussen je linker- en rechterbeen. Als dat verschil groot is, dan wijkt het weergegeven vermogen af van het daadwerkelijk geleverde vermogen. Met een tweezijdige powermeter heb je daar geen last van. Die neemt het gemiddelde wattage van je linker- en rechterbeen, wat uiteraard meer secure data oplevert.

Precisie

Neemt niet weg dat veel powermeters een klein percentage afwijken van de daadwerkelijke geleverde wattages. Ook onderling kunnen de powermeters iets van elkaar afwijken, ondanks het feit dat ieder model is geijkt. Daarom is voor analyses extra belangrijk dat je tijdens trainingen en testen altijd dezelfde powermeter gebruikt.

Neem je je eigen vertrouwde powermeter als rode draad, dan maakt het niet uit of het weergegeven wattage een beetje afwijkt. Heb je meerdere powermeters op meerdere fietsen, dan raad ik aan om in ieder geval hetzelfde model van hetzelfde merk te nemen, omdat deze vaak op dezelfde manier geijkt zijn. Dat zorgt voor minimale verschillen.