De Blockhaus staat voor altijd in de annalen als de berg waar Eddy Merckx zijn eerste ritzege in een grote ronde behaalde. Vijftig jaar na dato is het beest van de Abruzzen opnieuw opgenomen in de Giro d’Italia.Klimmen is verwonden. Is het niet jezelf, dan toch minstens die andere renner. Ik glijd hem voorbij. Hoor hem terugschakelen, maar blijf zelf een tandje groter rijden. En roep, zo opgewekt en rustig ademend mogelijk: Ciao! Die mentale dolkstoot deel ik uit net voor Pretoro, een stadje dat als een oesterzwam tegen de rotswand kleeft. Het is nog 22 kilometer naar de top van de Blockhaus, 2142 meter hoog in de Abruzzen, ten oosten van Rome. Ik heb net mijn eerste mikpunt van de dag bijgehaald. Zijn tred is moeizaam, zijn buik die van een voetbalsupporter op leeftijd. Het liefst laat ik hem meteen weer achter. Op een berg ken ik geen genade, zeker niet als die ander geschoren benen heeft. Toch twijfel ik aan de goede afloop van deze beklimming door dat gebonk in mijn achterhoofd. De schuld van Fernando, die plaatselijke pizzabakker. ‘’De Blockhaus?’’ had hij de avond ervoor verbaasd op mijn plannen gereageerd. ‘’Con bici? Incredibile!’’ Terwijl hij dat zei, tikte hij met de wijsvinger tegen de zijkant van zijn hoofd. ‘’Crazy!’’
Koninklijke col
Het bier dat Fernando schonk, Forst, zat in halve liter flessen en had op het etiket een afbeelding van de Tre Cime di Lavaredo, de koninklijke col in de Dolomieten. Het alcoholpercentage van Forst was 4,8 procent, kinderspel in vergelijking met de stijgingspercentages die ik in de straten van Pretoro voorgeschoteld krijg. Via Statale, Via Fonte Palombo, Strada Provinciale 220. Groen-wit-rode vlaggen op de vensterbank. Een Vespa in de schaduw. Een salimeria-macelleria met vlees van eigen kweek. Wijngaarden. Dit is het hart van Italië, het land van gelato en limoen, van gebeeldhouwde meisjes en smeer in het haar. Van sierlijkheid per lopende meter. En dan beklim je hier een berg en dat heet-ie Blockhaus.
Blockhaus?
Blockhaus!
Eins, zwei, drei. Vorwärts!
Vesting
‘’Het is inderdaad een vreemde naam voor een Italiaanse berg’’ , zal barkeeper Salvatore zeggen wanneer ik de Refugio Pomilio vlak voor de top bereik. ‘’Hij komt van de militaire vesting die het Oostenrijkse leger hier in het midden van de 19e eeuw heeft gebouwd, als verdediging tegen de briganti in het binnenland. Het was een gebouw in de vorm van een rotsblok, vandaar. Je ziet er vandaag niet veel meer van, alleen de ruïnes zijn er nog. In de oorlog is de vesting met dynamiet opgeblazen en nadien hebben ze het nooit meer herbouwd.’’ Op 31 mei 1967 verschroeide een andere woeste kracht de aarde van de Blockhaus. Eddy Merckx won hier de 12e rit van de Giro d’Italia voor Italo Ziliolo, José Pérez-Francés en Jacques Anquetil. Het was zijn allereerste ritzege in een grote ronde, de big bang van het allermooiste wielerpalmares. Merckx was toen 21. Hij reed in een geblokt truitje van Peugeot en ontdekte de contouren van zijn toekomst. In de Abruzzen werd De Kannibaal geboren. ‘Sindsdien is de Giro hier niet vaak meer gepasseerd’’, zegt Salvatore. ‘’De laatste keer was in 2009. Toen won Franco Pellizotti voor Stefano Garzelli en Danilo Di Luca, een kind van de streek.’’Lees het volledige reisverhaal van de Abruzzen in het meinummer van Fiets.
Bestel deze direct in de webshop, zonder verzendkosten.