Afgezet tegen de geschiedenis van de mensheid, bestaat de intensief sportende mens nog niet zo lang. De gevolgen van al dat sporten op onze gezondheid zijn daarom nog steeds een dankbaar onderwerp voor onderzoek. De wetenschap komt nu met resultaten uit langdurige studies die tientallen jaren lopen. Daaruit lijkt op te maken dat sporten je leven kan verlengen. Maar bestaat er ook zoiets als te veel sporten?
Een artikel gepubliceerd in het British Journal of Sports Medicine evalueerde dertien bestaande studies en ontdekte dat getrainde atleten een aanzienlijk grotere kans hebben om atriale fibrillatie (AF) te ontwikkelen dan niet-atleten. AF is een onregelmatige hartslag die ernstige gevolgen kan hebben als deze niet wordt behandeld, maar grotendeels goedaardig is als dat wel gebeurt.
Phil Cavell beschrijft in zijn boek The Midlife Cyclist de positieve en negatieve kanten van intensieve training voor de 40+ fietser. Daarin haalt hij een studie uit 2017 aan, waarin het gaat over een verontrustende ontdekking van aritmie – levensbedreigend in sommige gevallen – bij sporters. Bij 8 procent van de testgroep werd deze aritmie aangetroffen, terwijl dit niet werd geconstateerd in de controlegroep met niet-sporters.
Dat training positieve veranderingen in het lichaam teweeg brengt staat echter niet ter discussie. De Wereldgezondheidsorganisatie stelt dat enige vorm van training altijd beter is dan geen. Fysieke inactiviteit noemen zij zelfs als een van de belangrijkste risicofactoren voor ziekte en sterfte. Maar kan te veel sporten – in volume, intensiteit of een combinatie – ook een slechte zaak zijn?
Finse tweelingstudie
Dat trainen met mate verstandig is werd duidelijk uit een studie uit 2025 van de Universiteit van Jyväskylä, Finland. Die legde verbanden tussen langdurige training en sterfte, en bewees dat fysieke activiteit het verhoogde risico op sterfte door genetische aanleg voor ziekten kan verminderen. Ze onderzochten 22.750 Finse tweelingen die voor 1958 waren geboren en beoordeelden hun trainingsvolume met regelmatige intervallen tot 2020.
Er werden vier duidelijke subgroepen gevonden – sedentair (een levensstijl waarbij men veel zit en weinig beweegt), gematigd actief, actief en zeer actief. Het grootste voordeel (7 procent lager risico op sterfte) werd gevonden in de twee minst actieve groepen. Als gekeken werd naar de korte termijn bleek dat hoe hoger het activiteitsniveau is, hoe lager het mortaliteitsrisico.

Daarnaast ontdekten ze dat de link tussen biologische veroudering – bepaald aan de hand van bloedmonsters van 1.153 tweelingen – en fysieke activiteit U-vormig was; veroudering werd versneld bij zowel degenen die het minst als het meest trainden, terwijl gematigde sporters het best presteerden. Dit suggereert dat gematigd trainen het beste is voor het lichaam. Deze studie keek echter naar volume in plaats van intensiteit, dus hoe beïnvloedt een hoog volume aan intensieve training de sterfte in vergelijking met deelname aan meer gematigde sessies?
In 2020 toonde een vijfjarige Noorse studie met 1.567 mensen (in de leeftijd van 70 tot 77 jaar) aan dat hoge-intensiteitstraining het leven verlengt. Zij verdeelden de deelnemers in drie groepen – twee oefengroepen die twee keer per week sessies van hoge (tot 95% van de maximale hartslag) of gematigde (tot 70%) trainingen deden, plus een controlegroep die de nationale activiteitsrichtlijnen volgde (30 minuten gematigde training vijf dagen per week).
Lagere sterfte?
Een studie uit 2024 onder 116.221 Amerikanen die op jonge leeftijd begonnen en meer dan dertig jaar duurde, onderschreef de conclusie van de Noren. Deze studie onderzocht de vraag of het volgen van de richtlijnen van de WHO – een minimum van 150 tot 300 minuten per week van gematigde fysieke activiteit (MPA), zoals wandelen; een minimum van 75 tot 150 minuten van krachtige fysieke activiteit (VPA), zoals fietsen/hardlopen; of een equivalent van beide – en ontdekte of het doen van meer van een van beide kan leiden tot lagere sterfte.
Het antwoord? Train harder, leef langer! Deelnemers rapporteerden hun oefening zelf, en de studie vond dat twee tot vier keer meer trainen dan de VPA-aanbevelingen leidde tot een lager risico op overlijden door hart- en vaatziekten. En dat elke combinatie van gemiddelde tot hoge niveaus van VPA (150 tot 300 minuten per week) en MPA (300 tot 600 minuten) het hoogste niveau van sterftereductie vertoonde.

De studie van de Finse tweelingen gebruikte ook de gegevens om te beoordelen of het volgen van de WHO-richtlijnen de mortaliteit en het genetische risico op hart- en vaatziekten beïnvloedde, maar vond dat het voldoen aan de trainingsdoelen geen van beide veranderde.
Gemengde conclusies
De Finse studie verschilde ook van andere studies die tot de conclusie kwamen dat langdurige, hoge intensiteits duursport levensbedreigende hartproblemen kan veroorzaken. Deze studie toonde zoiets niet aan, weliswaar met de waarschuwing dat verder onderzoek nodig is.
Die bevinding werd weerspiegeld in een studie uit 2011 in het International Journal of Sports Medicine, Increased Average Longevity among the Tour de France Cyclists, die de levensduur van 834 Europeanen die tussen 1930 en 1964 de Tour hebben gereden, vergeleek met de algemene bevolking. De studie vond een aanzienlijke toename van de levensduur (17%) voor de Tourrijders – de leeftijd waarop 50 procent van de bevolking stierf was 73,5 jaar, vergeleken met 81,5 jaar onder de fietsers. “Onze bevindingen onderstrepen het belang van sporten zonder de angst dat uitputting slecht voor de gezondheid kan zijn”, concludeerden de auteurs.

Tien jaar later werden hun bevindingen ondersteund door een studie in het British Journal of Sports Medicine, ditmaal gericht op de eerste 200 mannelijke elite-hardlopers die een mijl in minder dan vier minuten hebben gelopen. Ze ontdekten dat die gemiddeld vijf jaar langer leefden dan de algemene bevolking, en ook in betere gezondheid verkeerden.
Wat kunnen we hieruit leren? Phil Cavell concludeert: “Fysieke training heeft een wonderbaarlijk effect, zowel op onze levensverwachting als op de kwaliteit van ons leven. Maar voor een klein aantal mensen brengt langdurige hoge-intensiteitstraining in de middelbare leeftijd een risico met zich mee.”
