Asfalt en gravel, daarop legde Ronald Brouwer al zijn kilometers af. Tot voor kort. Want dit jaar wilde hij zich meer focussen op plezier en niet alleen op prestaties. Dus besloot hij voor het eerst op een MTB te stappen. Het resultaat? Dikke pret.
Consistentie is de belangrijkste factor om ergens beter in te worden. Of het nu gaat om je werk, je kookkunsten, een potje schaken, dat ene computerspelletje of je capaciteiten op de fiets: je wordt beter door het consistent te blijven doen. Laat periodes van toewijding vooral niet opvolgen door periodes waarin je er niet mee bezig bent. De sleutel daartoe? Dat is plezier.
Zelf ben ik wel een beetje fan van Niki Terpstra. Volgens hem is het ook voor een profwielrenner essentieel dat je lol houdt in het fietsen, anders ga je gewoon geen lange loopbaan hebben. Het is nu eenmaal lastig om vijftien of twintig jaar lang 25 tot dertig uur per week op de fiets te zitten, door weer en wind, omdat het nu eenmaal je baan is. Discipline kent dan toch zijn grenzen. Maar blijft fietsen je hobby en houd je er lol in? Dan is die consistentie waar we naar streven veel gemakkelijker te bereiken.
Nog nooit gedaan
Om plezier te hebben én houden, heb ik mijzelf voor 2025 ten doel gesteld om iets minder te focussen op zo hard mogelijk fietsen, maar vooral ook te genieten van de dingen die ik doe. Mijn seizoen startte in januari al vroeg, toen ik met fietsmaat (en hoofdredacteur) Edwin aan de start stond van Egmond-Pier Egmond. Ik had nog nooit op het strand gereden, Edwin wel – voor hem is het iets waar hij veel plezier uit haalt. Dus regelde hij voor mij 50-millimeterslicks van Schwalbe, die maar net in mijn gravelbike pasten.
Een ideale setup was het niet, maar met de perfecte omstandigheden tijdens de race van dit jaar was het toch prima te doen. We startten letterlijk in het allerlaatste wiel, ik had plek 170 in het wedstrijdvak. Ik wist uiteindelijk zo’n vijftig plaatsen goed te maken en finishte rond plek 120. Maar het belangrijkste was: ik had weer eens iets ondernomen op de fiets wat ik nog nooit eerder had gedaan, en ik had er nog bijzonder veel plezier in ook!

De afgelopen tien jaar heb ik eigenlijk alleen maar op de racefiets, tijdritfiets en gravelfiets gereden, nooit op het strand of met de mountainbike. Maar het uitstapje naar het strand beviel me bijzonder goed. Zo goed zelfs, bedacht ik, dat ik misschien ook de stap naar de MTB maar eens moest maken. Van Cannondale kon ik een prachtige Scalpel-fully lenen om te kijken of een doorgewinterde weg- en boswielrenner ook uit de voeten kan met een MTB. Hoe is het om ineens een andere discipline te ontdekken?
Heel andere techniek
Het eerste waar ik tegenaan liep, is de techniek van de fiets. Een mountainbike zit technisch gewoon echt anders in elkaar dan de fietsen waar ik normaal op rijdt. Natuurlijk heb je te maken met een stuur, pedalen, een groepset en wielen. Maar op wat voor bandenspanning rijd je op een MTB? En dat knopje aan de linkerkant van mijn stuur, wat doet dat? Zoals een echte vent betaamt, lees ik nooit de handleiding en druk ik gewoon op knoppen als ik ze zie – en zo zat ik ineens 20 centimeter lager op mijn zadel… Een dropperpost noem je dat, en droppen deed hij inderdaad goed! Daarnaast kun je ook de vering vóór en achter los van elkaar locken, zodat de fiets wat stijver wordt als je bijvoorbeeld op langere asfaltstukken rijdt.
Het tweede waar ik op stuitte, is de techniek van het fietsen zelf. Rijden op de weg is technisch niet zo heel spannend. Natuurlijk moet je een beetje ervaring opbouwen, een gevoel voor de fiets krijgen. Maar ik rijd al heel wat jaartjes mee in het amateurpeloton en heb veel koersen gereden, dus ook het rijden in een groep, een keertje bunny-hoppen over een verkeersdrempel en het echt serieus hard door een bocht gaan zijn mij niet vreemd. Tóch geeft mountainbiken een heel andere betekenis aan ‘fietstechniek’.
Bocht één, twee en drie
Allereerst maakt het echt uit of je een bocht neem op asfalt of op een losse ondergrond op veel zachtere banden. Als je op de wegfiets de grip verliest, lig je doorgaans plat op je giechel (tenzij je Mathieu van der Poel heet). Op een onverharde ondergrond is het helemaal niet vreemd als je wat schuift en glijdt, dat hoort er een beetje bij. Op zich was ik dat al enigszins gewend vanuit het gravelracen. Maar waar het grote verschil in zit, is dat je op de racefiets en de gravelbike vaak één bocht neemt en daarna weer een tijdje niets – en die ene bocht heeft simpelweg maar één snelste lijn.
Op de MTB zie je vaak dat een singletrack zich even splitst, of dat je de keuze hebt tussen links en rechts langs een boomwortel. Bochten volgen elkaar ook vaak in rap tempo op en dat maakt dat je ineens heel anders moet nadenken over de lijn en de bochten die je rijdt.

Een voorbeeld? Stel je een combinatie van drie opeenvolgende bochten voor. Het kan best zijn dat je bocht één het snelst kunt nemen door goed aan de binnenkant te blijven. Maar als je daardoor in bocht twee de slechte kant van de boomwortel tegenkomt, waardoor je bocht drie niet lekker kunt aansnijden? Dan ben je in de gehele bochtencombinatie toch langzamer. En omdat je met minder snelheid de laatste bocht uitkomt, moet je veel harder aanzetten om op snelheid te komen voor het rechte stuk dat volgt. Je bent daardoor niet alleen langzamer, maar verspilt ook meer energie.
Een iets andere, langzamere lijn in bocht één maakt dat je veel beter uitkomt voor bocht twee en drie, waardoor je meer snelheid houdt met minder inspanning. Een goede flow vinden op alle trails is dus van essentieel belang! Voor mij was dit een heel leuk spelletje om onder de knie te proberen te krijgen.
Lol trappen
Edwin is veel handiger op de fiets dan ik, dus tijdens onze mountainbikeritten samen koos ik er vaak voor om zijn wiel te pakken. Dan kon ik mooi kijken welke lijnen hij reed. Soms pakte ik bewust een andere lijn, om te zien wat dat opleverde. De ene keer zag ik hem zo bij mij wegrijden, de andere keer zat ik na een bochtencombinatie ineens vijf meter dichterbij. Daarnaast vond ik het gaaf om te zien met welk (ogenschijnlijk) gemak hij de fiets onder zich door liet glijden. Soms zag ik best serieuze glijpartijen, waarbij het achterwiel ineens 20 centimeter verder naar links stond dan gepland – maar Edwin leek nergens van onder de indruk. “Gewoon blijven trappen, beetje druk houden zodat je weer grip krijgt en dan gaat ’t allemaal wel goed”, riep hij met een grote glimlach achterom.
Alles bij elkaar was ik de laatste tijd niet bezig met intervalblokken of kilometers maken – ik was lekker buiten aan het spelen met mijn fietsmaatje. Ik was lol aan het trappen. Ik zag weer nieuwe delen van de bossen waar ik al zo vaak over de fiets- en gravelpaden heb gereden. En dat maakt het toch gemakkelijker om consistent je ritten te blijven maken. Kortom: MTB’en is absoluut een mooie aanvulling op het wielrennen!