Fietsen door de Dentelles de Montmirail, Drôme Provençale en rond Bédoin
Op zaterdag is er een marktje in Aubignan en dat geeft altijd wat extra drukte op de paar honderd meter van D7 door het dorpje. Nu loopt het daar al snel vast, want er zijn o.a twee bakkers en een
Tabac. Dan moeten de Fransen daar dus voor de deur hun auto kwijt voor hun
baguette en
Vaucluse Matin of
La Provence (krantjes). Maar
gistermorgen had ik geluk en kon ik doorfietsen zonder 'uit te klikken'. Om de probleempjes in Aubignan, waar je ook nog klimt, te vermijden, ga ik meestal via
St-Véran naar Beaumes-de-Venise. Gisteren voor de verandering dus maar eens door het dorpje hier gereden. Het was mooi zonnig en windstil weer en dus begon het 'grote genieten' al op de D90 net buiten Aubignan. Je kijkt daar heel fraai op de
Côte Balméenne, de bergkam waar Beaumes-de-Venise tegenaan ligt. Vlak voor Beaumes duik je nog even naar beneden, zodat je met enige snelheid het dorpje binnen rijdt. Na Beaumes wordt het nog veel mooier, want dan kom je in de schitterende omgeving van de
Dentelles de Montmirail. Eerst een beetje klimmen naar Lafare, waar ik het torenlokje tien uur hoorde slaan en daarna de wat steilere klim naar Suzette. Je komt hier eigenlijk altijd ogen tekort...
Het is toch wel een enigszins lastig klimmetje, dat 'kuitenbijtertje' naar m'n eerste colletje van de dag.
Op het eerste colletje van de dag...
De Dentelles de Montmirail, gezien vanaf de Col de Suzette:
Na Suzette klim je nog een klein stukje en dan gaat het weer naar beneden. Daarna komt er een nog steiler stukje klimmen dan het stuk naar Suzette. Maar dit steile stuk is wel veel korter. Al snel zie je ook de volgende col al weer liggen, zelfs het naambord is duidelijk zichtbaar. Ook hier is de omgeving weer prachtig met o.a. de
Mont Ventoux en het kasteel van Le Barroux binnen 'handbereik'. Als je al zo ongeveer op dezelfde hoogte als van de volgende col bent aangekomen, gaat het weer een stukje naar beneden. Nu nog een beetje vals plat klimmen en zelfs even lichtjes dalen en ik sta op het tweede colletje van de dag. Er is inmiddels wel een wat frisse wind opgestoken, een klein 'tegenvallertje'.
...en op het tweede colletje van de dag:
Hier tref ik twee fietsende landgenoten, waar ik een poosje mee sta te babbelen. Een voor mij wel interessant gesprekje, want
Monsieur liet zich ontvallen dat hij hier in de buurt woont. En zulke ontmoetingen leveren steevast wetenswaardigheden op over hoe het is hier in Frankrijk te wonen, te integreren etc. Toen het gesprek de kant van politieke en economische issues op dreigde te gaan, besloten we om maar weer te gaan fietsen, om te voorkomen dat daar anders wellicht niets meer van zou komen

. Zij gingen richting Suzette en ik richting Malaucène. Net voordat je aan de
côte begint die je langs
Camping Le Bosquet naar Malaucène voert, kun je op een kruispunt linksaf. Eigenlijk mocht ik er vanaf deze kant niet in, want het is daar éénrichtingsverkeer.
Sauf riverains (behalve aanwonenden) staat er onder het verkeersbord. Dus ben ik tijdelijk 'aanwonend'. Ik kende dit leuke weggetje niet en het leek mij wel een aardig alternatief om de drukke weg van Malaucène naar Vaison te mijden. En zo kwam ik min of meer schuin tegenover de D13 naar
Entrechaux uit.
Na dit dorpje ben ik op de rotonde linksaf gegaan over het smalle weggetje (D205) richting St-Marcellin-lès-Vaison. Dat woordje
lès (met accent-grave) kom je wel vaker tegen in plaatsnamen en betekent zo veel als 'bij'. Na het bruggetje over de
Ouvèze komt dan de splitsing waar je, rechts aanhoudend, omhoog kunt naar Faucon en links verder naar St-Marcellin. Beide wegen zijn nu weer van een normale tot royale (richting Faucon) breedte. Ook nu voel ik af en toe weer aardig wat wind. Op de mini-rotonde in St-Marcellin neem ik het weggetje richting
cimetière (begraafplaats) en kom na een stukje klimmen op de weg naar het
Château Taulignan. Ik volg, voordat ik daar ben, de
Route de Taulignan en kom zo net buiten Vaison op de D71 naar Puyméras. Deze weg brengt je klimmend naar het wijndorpje. Onderweg komt ik nog door het mini-dorpje St-Romain-en-Viennois. In Puyméras hoor ik een torenklokje twaalf uur slaan. Ik schiet door het 'kleppen' onderweg en het fotograferen niet erg op en toch wil ik vandaag een 'fatsoenlijke' afstand fietsen.
Het kerkje van Puyméras:
Puyméras ligt 'hoog' en daarom duik ik eerst weer een stukje, voordat de klim richting Mérindol-les-Oliviers begint. Halverwege verlaat ik het departement Vaucluse en kom ik in het departement Drôme. De D71 wordt nu de D147. En wat is het hier, in de
Drôme Provençale, schitterend om te fietsen. Ik rijd hier een beetje in de 'voetsporen van
havana'. Maar ja, die leest dit topic helaas niet meer...
Tussen Puyméras en Mérindol-les-Oliviers:
Mijn route voert niet door, doch langs Mérindol. Ter hoogte van dit dorpje begint de, vanaf deze zijde, makkelijke klim naar mijn volgende colletje. Hier nu eens geen wind, zodat het aangenam warm aanvoelt. Op het colletje is niet zo veel te zien, maar de weg er heen is des te mooier. Het zonlicht schijnt nu min of meer schuin op de noord-helling van de
Mont Ventoux, waardoor je de auto's op die berg in de zon ziet blikkeren en dus mooi de weg kunt volgen.
Al weer op het derde colletje van de dag:
Op de
Col de Propiac komen van de andere kant twee Fransen op hi-tech ligfietsen omhoog. Ze groeten en monsteren mijn fiets. De één mompelt tegen z'n maat iets van 'Planèt X'

en
c'est une marque de vélo de route. Of ik Engelsman ben, vraagt hij. Ik antwoord dat ik
Néerlandais ben, waarop hij meteen begint te vertellen over het snelheidsrecord van
Sebastiaan Bowier, een week geleden. Nee, de naam had hij niet onthouden, maar wel dat het een project van studenten van de TU Delft was, dat wel. Het record was met een ligfiets gevestigd, dat wist hij ook en dat was voor hem natuurlijk extra interessant. De Fransen waren slechts vijfde geworden, voegde hij er een beetje sip aan toe. Maar, zei ik, de Fransen staan wel in de
finale du basket (basketbal). Dat werd met een wegwerpgebaar afgedaan, dat was geen fietsen (dus voor hen kennelijk niet zo belangrijk). We wensten elkaar nog een prettige middag en gingen elk onze eigen kant op.
Mijn route ging nu verder door wat ik ooit eens een 'stiltegebied' heb genoemd, dat stukje natuur rond Propiac.
Propiac-les-Bains ligt verscholen in de natuur van de Drôme Provençale:
Vlak voor Propiac neem ik rechtsaf de D347 richting Mollans-sur-Ouvèze. Aan het begin van de D347 schiet ik nog even een foto van een mooi stukje erosie in het gebergte.
Langs de D347 bij Propiac-les-Bains:
Eerst moet ik even een stukje klimmen - hé daar heb je beide ligfietsers ook weer - en daarna gaat het naar beneden, richting de D147A. De ligfietsers hebben dus het rondje via Mérindol gepakt, neem ik aan. Het gaat verder een beetje op-en-af, totdat ik klimmend via drie direct achter elkaar liggende mini-haarspeldbochten de vallei verlaat. Even snel dalen naar de weg Nyons - Buis-les-Baronnies (D4), voor Mollans rechtsaf weer omhoog en op de
côte dan linksaf en verder klimmen naar
Pas du Ventoux. Daar sta ik dan op het vierde colletje van de dag te genieten van weer een ander uitzicht. De
Ventoux ligt er schitterend bij!
Op het vierde colletje van de dag:
Bij Pas du Ventoux aan het begin van de weg naar het gehucht Veaux:
Over een wat hobbelige en bochtige weg (D40A) daal ik richting
Veaux. Bij het bruggetje over de
Toulourenc kom ik weer in de Vaucluse en dus op de D242. Deze route moet je, als je hier eens wat langer verblijft en er dus de tijd voor hebt, zeker een keertje fietsen. Schitterend! Na
Veaux begin ik weer te klimmen. Af en toe een stukje naar beneden, maar daarna weer rap omhoog. Het is open terrein, waar je aan de witte plaatjes goed kunt zien hoe de weg over het plateau kronkelt. En de hele omgeving (
Veaux, Pas du Ventoux, de D40 naar St-Léger-du-Ventoux) is prachtig te overzien. Ik kom hier over twee colletjes-zonder-naambord. De eerste is de
Col de Gainons (435 m). Het lijkt als of je hier het hoogste punt bereikt hebt, maar er komt nog meer. Eerst gaat het een flink stuk naar beneden en fiets ik door een soort kloof. Daar klim ik dan weer langzaam uit en als ik dit schitterende landschap zo ongeveer verlaat, staat er op de weg gekalkt
GPM 250 m. Daar bereik ik dan de
Col des Astauds (465 m) en begint de afdaling naar Malaucène. Een groepje Franse racefietsers komt vanaf Malaucène omhoog racen. In Malaucène is kermis en het is er druk. Toch kom ik er makkelijk door. Een paar kilometer voorbij dit 'Ventoux-dorpje' neem ik de D19 naar het andere 'Ventoux-dorpje', Bédoin. Dat is hier ook één van mijn favoriete weggetjes. Waren de colletjes en
côtes tot dusver vaak echte 'kuitenbijtertjes', het nu volgende colletje 'stelt niets voor'. Makkelijk fiets ik naar de
Col de la Madeleine.
Op mijn laatste colletje van de dag...
Daarna nog even volop genieten van het stukje natuur hier op de uitlopers van één van Frankrijks meest bekende bergen. In Bédoin wordt er, zoals zo vaak op zaterdag in Frankrijk, getrouwd. Bruid en bruidegom staan midden op straat, vlak voor de bekende bar
Le Relais du Ventoux. Er wordt luid geapplaudiseerd, vooral ook de talrijk aanwezige fietsers. Ik kan er gelukkig ruim omheen. Binnendoor (D138) rijd ik naar Crillon-le-Brave. Net buiten Bédoin zie ik hoe ik het dorpje èn de berg mooi samen op de plaat kan krijgen.
Bédoin en de Géant de Provence:
Via Crillon, St-Pierre-de-Vassols, Modène en Caromb 'race' ik met gedeeltelijk de wind in de rug terug naar mijn standplaats. Wat een mooie tocht was het weer! Mijn Engelse overbuurvrouw op de camping schatte dat ik misschien wel zo'n 40 km gefietst zou kunnen hebben. Toen ik haar vertelde dat ik wel
101 km gefietst had, bekeek ze mij met ontzag, maar vroeg wel meteen aan haar man
How many miles is that?...