Denk je aan Milaan-San Remo, dan denk je aan de Poggio. Maar behalve dat we weten dat de Poggio de laatste hindernis in de Italiaanse klassieker is, weten we maar bar weinig over de klim. Wij leggen je meer uit.

De Poggio is gelegen in het westen van Italië, om precies te zijn in de regio Ligurië en de gemeente San Remo. Wist je dat bijvoorbeeld Nice maar 55 kilometer van San Remo is verwijderd? Niet voor niets kiest bijvoorbeeld Victor Campenaerts ervoor om na Parijs-Nice niet eerst naar huis te gaan, maar om in de omgeving van Nice en San Remo te blijven tot de start van de Italiaanse klassieker. Voor veel wielrenners die in Monaco wonen is San Remo overigens ook bekend terrein: Monaco ligt precies tussen Nice en San Remo in.

De volledige naam van de klim luidt Poggio di San Remo. Het uitzicht daar is prachtig, vooral als de zon schijnt en de Ligurische Zee in al haar schoonheid blinkt. Maar de renners zullen maar weinig oog hebben voor de schoonheid van de zee en de omgeving, want de Poggio doemt na meer dan 290 kilometers op en dan kunnen de renners alleen nog maar denken aan het blikje cola na het bereiken van de finishlijn. Dáár ligt ook direct de zwaarte van de klim: niet de stijgingspercentages zorgen ervoor dat de verzuring uit de oren van de renners schiet, maar wel de afgelegde afstand als de klim wordt opgedraaid. Zelfs een viaduct voelt dan als een col van eerste categorie aan.

Poggio
Rechtsaf de Poggio op.

Poggio

Poggio
Al sinds 1961 maakt de Poggio deel uit van het Milaan-San Remo-parcours. De renners van nu zijn dus min of meer opgegroeid met de Italiaanse pukkel en kunnen de klim waarschijnlijk ook dromen. Het is de belangrijkste hindernis in Milaan-San Remo en de weg naar de klim toe heeft al veel weg van een voorbereiding op een massasprint. Eigenlijk is het opdraaien van de Poggio hét belangrijkste moment van de voorjaarsklassieker. Zit je te ver van achteren? Dan ben je gezien. Heb je slechte benen op de Poggio? Vergeet dan maar een goede uitslag.

Milaan-San Remo is een koers waarin de wind een belangrijke rol speelt. Er wordt namelijk vanuit Milaan in zuidelijke richting naar San Remo gereden, waarbij het laatste deel lange tijd langs de Ligurische Zee gaat. Na de Capo Mele, Capo Corvo en Capo Berta doemt dit jaar op zo’n dertig kilometer van het einde de op een na bekendste klim uit MSR op: de Cipressa. Daar aanvallen heeft meestal niet veel zin, want na de Cipressa wachten er nog twintig vlakke kilometers tot de voet van de Poggio.

Poggio
Prachtig uitzicht. 

Poggio

Via de snelweg SS1 wordt er over de Via Aurelia gereden. Dan, als er nog negen kilometer gereden moet worden, wordt er ongemerkt rechts afgeslagen en begint de klim. Plots lopen de benen vol, slaat de verzuring toe en is het hopen op betere tijden. Althans, dat geldt voor de sprinters. De renners met klimbenen zien in de Poggio de laatste mogelijkheid om de groep uit te dunnen en een eventuele sprint te ontlopen.

Eigenlijk is de Poggio een klim van niets. Met een gemiddeld stijgingspercentage van 3.7 procent over evenveel kilometers zal de klim in een heuvelklassieker als Luik-Bastenaken-Luik een bescheiden rol vervullen. Maar in Milaan-San Remo is de status van de Poggio anders. Na bijna zeven uur koersen nog een klim oprijden is niet niets. Helemaal niet als er volle bak wordt doorgetrokken. Hoewel de Poggio een ‘loper’ is, zijn er twee plekken waar de weg met zo’n 8 procent omhoog loopt. Daar wordt ook meestal aangevallen, in de hoop dat er iemand meesprint en in de afdaling een minimale voorsprong behouden blijft.

Poggio
Dege, go!

Poggio

Dat er hard gereden wordt op de Poggio blijkt wel uit wat statistieken op Strava. Alejandro Valverde en Michal Kwiatkowski bezitten het KOMmetje op de klim met een gemiddelde snelheid van 38,2 kilometer per uur. Even voor de duidelijkheid: het gaat dus om een klim van bijna vier kilometer. Binnen 5 minuten en 41 seconden waren Valverde en Kwiatkowski in 2019 boven. De geleverde wattages schommelen bij de toppers tussen de 450 en 500 watt. Ongekend.

Arnaud Démare reed de klim tijdens zijn overwinning in 2016 nog harder omhoog, alleen deed hij dat wel hangend aan de volgwagen. Gediskwalificeerd werd hij overigens niet.

Voorspelbaar
De snelheid ligt op de Poggio dus hoog, want voor de sprinters geldt maar één ding: het tempo constant houden in de hoop dat áls er iemand wegspringt diegene binnen de perken blijft. Het tempo bij de profs ligt zelfs zo hoog, dat er bergop in de remmen geknepen moet worden als er een bocht nadert. Maar waar je verwacht dat juist klimmers aanvallen, gebeurt dat niet altijd. “Dat is het mooie aan de Poggio: je weet dat er in de laatste kilometer van de klim wordt aangevallen, maar niet waar en door wie. Kijk maar naar Peter Sagan, die makkelijk kan wachten op een sprint, maar toch aanvalt”, zei Paolo Bettini daar eerder over.

Als de klim ten einde is zit weliswaar het zwaarste deel er wel op, maar wacht nog een uiterst technische afdaling met veel scherpe haarspeldbochten. De focus is weg, de vermoeidheid treedt op en valpartijen liggen daarom op de loer. Vincenzo Nibali won hier drie jaar geleden door alle risico’s van de wereld te nemen in de afzink naar San Remo. Slechts een handjevol renners wisten deze eeuw na een solo de winst te pakken, want meestal draait het na bijna 300 kilometer koersen op een sprint uit. En áls er dan wordt gesprint om de winst, is de renner die bij de start als favoriet werd aangewezen allang de favoriet niet meer. Kijk maar naar de editie waarin Michal Kwiatkowski niemand minder dan Peter Sagan in een sprint versloeg of de editie waarin Fernando Gaviria de winst voor het grijpen had maar door een stommigheid in de laatste honderden meters ten val kwam: alles kan gebeuren.

Kortom: over smaak valt te twisten en lang niet iedereen is het er over eens dat de laatste tien kilometer van Milaan-San Remo de mooiste slotkilometers van het voorjaar zijn. Maar één ding staat wel vast: de zwaarste zes minuten van het voorjaar vinden op de Poggio plaats.

Poggio Poggio
Dalen maar!