Het zal niet zo heel lang meer duren voor we weer los mogen. Marathons rijden. Een eindeloze eenzame lijdensweg door de Ardense modder of een alles-of-niets-poging in het wiel van je snellere clubgenoot. Marathons zijn niet alleen fysiek lastig, je moet ook zelfvoorzienend zijn. Hierbij een aantal tips om goed voorbereid aan de start te staan.

Meestal zijn marathons tussen de 60 en 120 kilometer lang, vaak flink bergop, en dus ook naar beneden. Op terrein waarbij van alles mis kan gaan. Zonder materiaal auto of knecht om een wiel van aan te pakken. Nu is dat niet helemaal waar. De snelle prijzenpakkers starten vaak met een back-up renner in het zog welke dient als ‘snelle service’ zoals we dat uit de Dakar rally’s kennen. Ook heeft een marathon vaak twee of meerdere materiaalzones waar je familie of verzorgers mag posteren met verse versnaperingen en banden vol lucht.

Nu gaan we er even vanuit dat je als lezer van dit artikel niet op de eerste rij staat opgesteld en daarom zelfvoorzienend op pad moet. Wat neem je mee, en hoe plaats je dat zo op je fiets dat je overal makkelijk er snel bij kan? Alles kan kapot. Gelukkig blijft het over het algemeen beperkt tot banden, een kapotte ketting of een gebroken pad.

Lucht in een handomdraai

Lekrijden kan altijd gebeuren. Wel zijn er een aantal voorzorgsmaatregelen die je kunt treffen om het tot een minimum te beperken.

  • Maak je banden tubeless. Door te fietsen zonder binnenband is de kans op stootlek minimaal. Ook worden kleine gaatjes in de band vanzelf gedicht. Dat scheelt weer tijd.
  • Ben je niet de meest technische rijder, overweeg dan om inserts in je band te monteren. Hierdoor stoot je niet zo snel met de velg op een rots en blijven band en velg heel. Zo’n insert weegt bijna niets, maar helpt wel schade te voorkomen.
  • Ga je in de Alpen of verder fietsen, monteer dan andere banden dan wanneer je een rondje op de Veluwe gaat crossen. Een afdaling vol stenen is anders dan een omloop over stuifzand en dat vraagt om steviger rubber. Beter 30 seconden trager berg op door iets extra rolweerstand dan een band wisselen halverwege de afdaling.


Inserts zijn vaak niet meer dan een soort luxe isolatiebuis.

Wat neem je mee?

Neem tenminste één maar het liefst twee binnenbanden mee. Zo kun je jezelf altijd terug naar start piloteren. Let op: wanneer je inserts gebruikt heeft een binnenband niet veel nut.

Een goede pomp mag nooit ontbreken. Dit kunnen Co2 patronen zijn (het liefst twee stuks) of een handpomp. Met die laatste ben je er van verzekerd dat je altijd je band kunt oppompen of bijpompen. Even karma-punten scoren door iemand te helpen is ook nooit weg! Een CO2-pomp is beduidend sneller. Ook zijn ze kleiner van formaat.

Pluggen. Wanneer je je banden tubeless hebt gemaakt kun je enkel nog lucht verliezen doordat er een gat in de buitenband zit. Met een plugset kun je gaatjes tot een bepaalde grootte (vaak zo’n 7 millimeter) dichten zonder de buitenband te demonteren. Even stoppen, plug erin, CO2 patroon erop en racen maar! Lek rijden en depanneren binnen een minuut.
Zorg voor een multitool. De meeste fietsen hebben steekassen, om deze los te krijgen heb je (bijna altijd) een inbussleutel nodig.

 

Waar laat je het?

Je kunt je bandje, patronen en pluggen gewoon in een zadeltasje proppen. Werkt altijd, en alles zit bij elkaar. Zorg er dan wel voor dat je een systeem gebruikt met bij voorkeur velcrostrips. Zo zit het tasje straks onder je zadel en raak je hem niet kwijt. Lekrijden en geen onderdelen meer hebben betekent het einde van je rit (en een lange wandeling). Als ware weightweenie is het natuurlijk ook mogelijk al het materiaal achter in je zak te proppen. Zo blijft je fiets lichter. Let op: stop je handpomp nooit in het middelste vakje van je shirt. Land je bij een valpartij op je rug dan is de kans op letsel aanzienlijk.


Pro tip: Ga je CO2-patronen in je achterzak meenemen? Wikkel hier dan een tape om. Door de tape een keer te draaien zodat de kleefkant aan de buitenkant komt te zitten blijven de patronen altijd in je shirt plakken. Simpel en makkelijk. Hoef je jezelf geen zorgen meer te maken onderweg.

Door de jaren heen zijn er allerlei systemen bedacht om je band en materiaal snel en makkelijk bereikbaar op de fiets te monteren. Zo hebben Specialized en Trek een ruimte in de onderbuis voorzien, en zijn er meerdere merken die handige houdertjes maken. Bijvoorbeeld de hieronder afgebeeld rapstrap. Een lekker lange velcrostrap waarmee je band en tooltje vast snoert aan je frame. Met een hand demonteer je de boel en je kunt direct aan de slag. Niet super mooi, wel praktisch en snel.

Kettingpech

Is het geen band, dan is het meestal de ketting die verstek laat gaan. Met een quicklink en multitool met kettingpons kun je een gebroken ketting weer aan elkaar maken.
Wat neem je mee?

– Quicklink. Monteer deze ergens zodat hij eenvoudig bereikbaar is. Let goed op dat je een linkje koopt die past bij de ketting en het juiste aantal versnellingen van je fiets. een 10, 11 en 12 speed cassette zijn anders.
– Een multitool met kettingpons. Cruciaal om het kapotte deel van de ketting te demonteren.
– Achterpad. Een grote tak of valpartij en hup, je derailleur verbuigt of pad breekt. met een reserve pad kun je altijd verder rijden. Deze kun je makkelijk verstoppen in je reserve binnenband.

Pro tip. Heb je geen achterpad bij en sta je met een gebroken exemplaar aan de kant? Demonteer dan de derailleur en kort de ketting in zodat je deze kunt gebruiken op één versnelling. Tenslotte: Single Speed is all you need.

Slim verstoppen

Hoe minder er achter in je zak zit, hoe prettiger. Daarom sommen we een aantal systemen voor je op waarbij je op een nette manier makkelijk reservemateriaal op de fiets mee kunt nemen.

Reserveonderdelen

Natuurlijk kan er van alles mislopen onderweg. Niet alles is aan de straatkant te verhelpen, wel kun je met simpele hulpmiddelen vaak genoeg oplapwerk verrichten om huiswaarts te keren. Bewaar daarom altijd één van je wikkels van een energiereep (buiten dat je deze sowieso terug in je shirt stopt na gebruik). Deze zijn prima bruikbaar om tussen de binnen en buitenband te stoppen wanneer je een fikse snee in de buitenband hebt gecreëerd.

Iets anders werkt natuurlijk ook prima. Een tientje, je bonuskaart (zoals op de foto) of een onaangeroerde koetjesreep. Met een paar bindstrips houd je gebroken remhendels of je afgebroken zadel simpel aan een. Het is nooit verkeerd er een paar mee te nemen. Net als stukje tape.

Wat trek je aan?

Een marathon is een lange dag. Vaak start je voor dag en dauw en eindig je wanneer de bompa’s allang op café zijn. Temperaturen wisselen gedurende de dag en in de bergen al helemaal. Zorg daarom dat je jezelf onderweg kan aanpassen op meerdere scenario’s. Hoe ziet dat eruit?

  • Een korte broek en fietsshirt zijn de ideale basis.
  • Armstukken zijn bijna een must. Deze trek je aan bij de start en schuif je tijdens de koers eenvoudig naar beneden. Ben je bovenop de bergtop en is het koud? Dan trek je ze weer omhoog. Hiervoor hoef je niet eens van de fiets af.
  • Een gilet of windjack is onmisbaar. Deze kun je berg op los ritsen en lekker laten wapperen voor de juiste pro-look of achter in je zak stoppen. Dit soort bodywarmers zijn verkrijgbaar in heel kleine formaten.
  • Ga je het hooggebergte in, neem dan ALTIJD een regenjas mee. Ja, die dingen zijn onhandig en ja je bent er zielsgelukkig mee wanneer de weergoden anders bepalen en een stralende dag plots omslaat in een bui van niveau code rood.


De basis

Voorkom de hongerklop

Je fiets zit volgepropt met banden en bindstrips, je windjack heb je aan. Wat neem je mee om de dag door te komen? Tijdens een marathon zijn er diverse ‘feedstations’ of pauzeplekken. Meestal kun je hier energierepen, fruit en wat snoepjes krijgen. Aangevuld met sportdrank en water.

Het aanbod varieert per koers en zeker ook per land. Zoetigheid in het oostblok, taaie kost aan de Spaanse kust. Het is dan ook verstandig om ervoor te zorgen dat je altijd zelfvoorzienend bent. Neem genoeg eten mee om de hele rit te kunnen rijden en zie de verzorging als bonus. Zo voorkom je een beteuterd gezicht én hongerklop wanneer blijkt dat de organisatie zijn zaken niet voor elkaar heeft en er alleen droog brood te knagen is. Want ja, dat gebeurt. Van cruesli zonder water tot spareribs bij de verzorging, alles heb ik al zien passeren.

Water is er altijd. Zonder vocht kom je daardoor niet snel te zitten. Zeker wanneer je eventueel zelf poeder meeneemt om sportdrank van te maken. Bij sommige organisaties kun je zelfs vooraf bidons inleveren die vervolgens bij de feed zone worden klaargezet.

Maar wat is genoeg en hoe reken je dat uit?

Een simpel rekensommetje. We kunnen gemiddeld 60 tot 80 gram koolhydraten per uur opnemen. Doe je dit, dan blijft je energieniveau behoorlijk op peil en kun je in feite eindeloos blijven door stomen. Een energiereep bevat gemiddeld zo’n 35 à 40 gram koolhydraten. Een gel vult ongeveer 20 a 25 gram koolhydraten aan. Een bidon met isotone sportvoeding geeft ongeveer net zo veel energie. 20 gram.

Ben je in staat om ieder uur één reep, een gel en een bidon leeg te drinken dan kom je in totaal dus op 80 gram uit en haal blijft je energieniveau op pijl. Om dit voor elkaar te krijgen is het belangrijk goed te testen welke repen en gels je lekker vind zodat je deze oneindig kunt blijven weg stouwen. Persoonlijk vind ik het fijn om te variëren in smaak. Wanneer je aan het afzien bent kan die meegebrachte chocoreep namelijk enorm opbeurend werken, of juist volledig andersom. Zo heb je keus in je aanbod.


Test van alles uit voor je een nummer op spelt.

Het is lastig om voor een rit van 8 uur acht repen en gels mee te nemen en ze ook nog allemaal op te eten. Vaak ebt de eetlust gedurende de rit vanzelf weg. Juist dan is het belangrijk om aan te vullen. Persoonlijk vind ik het prettig om te beginnen met vast voedsel, energierepen aangevuld met iets lekkers van de organisatie en daarna over te schakelen op vloeibaar voedsel. Zo voorkom je dat je maag omdraait en je even naar de kant moet.

Snel naar de bel

Zeker tijdens een marathon met technisch parcours is eten op de fiets lang niet altijd eenvoudig. Een paar trucjes om makkelijk voeding tot je te kunnen nemen:

Een gelletje is eenvoudig op de bovenbuis of het stuur geplakt. Dit kennen we vooral uit de triathlonwereld en is zeker niet fraai, maar wel erg handig Wanneer je de verpakking aan de bovenkant vastplakt trekt je hem direct open wanneer je de gel van het frame pakt.

Repen kun je achter in je zak stoppen maar ook onder je broekspijp. Aan beide kanten 1 en je kunt al twee uur vooruit zonder in je achterzakken te hoeven rommelen. Ik knip de verpakking al een klein stukje open zodat de reep direct eetbaar is. Tijdens het trappen even onder je broekspijp voelen en je hebt beet.

Zo, en nu trainen, prepareren en zorgen dat je op tijd bent om vooraan op te stellen. Want bij een marathon geldt meestal: wie het eerst komt, die staat vooraan. En dat willen we natuurlijk allemaal.