Tijdens een grote ronde haalt normaal gesproken zo’n tachtig procent van het peloton de eindstreep. Dat was in de Giro d’Italia van 2003 wel anders. Na drie weken bereikte amper de helft van de renners Milaan. Koos Moerenhout van een van hen, als enige Nederlander. En als laatst overgebleven renner van zijn Lotto-Domo ploeg. “Op het moment dat je afstapt kan dat als een bevrijding voelen, maar ’s avonds krijg je zó’n spijt. Afstappen is altijd klote.”

Eenzaam in de Giro

Als Koos Moerenhout (1973) thuis in het West-Brabantse Steenbergen koffie serveert dan doet hij dat in kleine, Italiaanse kopjes. In zijn wijnrek liggen goede flessen Chianti, aan de koelkastdeur kleven magneetjes die ooit moeten zijn gekocht tijdens bezoekjes aan Verona, Venetië en Florence. Boven de zithoek hangt een grote afbeelding van een zonsopgang boven Rome. Hij komt elk jaar wel een of meerdere keren in Italië, op vakantie of tijdens de Baby Giro als ploegleider van de beloften van het DS Hagens Berman Axeon Cycling Team. Als renner kwam hij er al graag, hij reed driemaal de Ronde van Italië.

Koos Moerenhout 2018

Al zijn z’n herinneringen aan de Giro van 2003, waarin hij een tijdje als eenmansploeg in de rondte reed, deels vervaagd. 
Boven bewaart hij dikke plakboeken vol foto’s, rugnummers en krantenknipsels. Van de Giro’s die hij reed, heeft hij van de edities 2003 en 2007 ook de officiële rondeboeken nog. Voor wie niet beter weet, lezen die prachtig vormgegeven brochures als reisgidsen vol gezellige dagtripjes naar historische binnensteden, wijngaarden en bergdorpjes. Maar als Koos Moerenhout er doorheen bladert, dan zoekt hij vooral de grillige profielen van de bergetappes. Bij elke col van de buitencategorie lijkt er toch weer een lampje bij hem te gaan branden. ‘Toch zonde dat ik dat boek van mijn eerste Italiaanse ronde niet heb bewaard. Ook al heb ik die ronde toen niet uitgereden.’

‘Ik had achteraf vreselijk veel spijt’

Zijn eerste Giro was die van 2000 met een start in Rome. Hij verscheen naar eigen zeggen totaal onvoorbereid aan de start. De Giro, dat was in die jaren toch vooral voor Italiaanse renners een hoofddoel. ‘Je ziet dat alle topploegen tegenwoordig bewust toewerken naar de Giro, kijk maar naar renners als Froome en Dumoulin. Er is nu geen grote ronde meer waar een kopman start zonder eerst op hoogtestage te zijn geweest. Dat was in die tijd absoluut niet zo. Wij reden met Farm-Frites eerst de Waalse klassiekers en de ronde van Romandië en trokken daarna naar de Giro. Zo ging dat in die tijd.

’
Hij weet nog dat hij op de top van de Gavia met sneeuw en ijsregen te maken kreeg en wanhopig zocht naar een regenjasje. Links en rechts van hem hingen overal renners aan de auto’s. Zijn eigen ploegleider was in geen velden of wegen te bekennen. Totaal onderkoeld vond hij pas halverwege de afdaling zijn volgauto terug en die liet hij stoppen om op de achterbank van kleding te kunnen wisselen. ‘Die warme auto voelde echt als een bevrijding. Ik bleef zitten, terwijl ik toen alleen nog maar naar beneden hoefde, en dan was ik gefinisht. Op zo’n moment zie je hoe labiel je kunt zijn. ‘Ik had achteraf vreselijk veel spijt.’

Extreme beklimmingen

Drie jaar later zijn het zijn ploeggenoten die één voor een de Giro verlaten. Rik Verbrugghe knalt al tijdens de derde etappe tegen een paaltje en ziet zichzelf, zijn fiets en zijn klassementsambities verkreukeld in de berm liggen. De tweede kopman van het Belgische Lotto-Domo, Robbie McEwen, wint de volgende dag nog wel de massasprint. Hij verslaat Alessandro Petacchi nadat Moerenhout in de finale hard heeft gewerkt om McEwen goed voor de sprint af te zetten. Maar na de veertiende rit met de loodzware klim naar Alpe Pampeago arriveert McEwen met drie van zijn Lotto-helpers ver buiten de tijdslimiet. Ploeggenoot Aart Vierhouten zit dan ook alweer een paar dagen thuis. Er zijn dan nog slechts drie man van het Belgische team in koers. ‘De Giro is op het gebied van het parcours wel echt het meest extreem, en dat is volgens mij in die jaren zo’n beetje begonnen. De Monte Zoncolan zat er toen in 2003 ook voor het eerst in. Dat soort beklimmingen boezemt je wel echt angst in.’

Sneeuw op de Cima Coppi

Op de laatste donderdag van de Giro van 2003 volgt de koninginnenrit over de Colle di Sampeyre en de Colle d’Esischie, een geasfalteerd geitenpaadje in de hoge Alpen van Piëmonte. Het is met 2368 meter de Cima Coppi. Wie klassementsambities koestert, krijgt met deze rit nog een laatste, serieuze kans om Gilberto Simoni uit het roze te rijden.

Koos MoerenhoutMoerenhout zit vanaf het begin mee in een omvangrijke vroege vlucht en rijdt enkele minuten voor het peloton in zijn eigen tempo de twintig kilometer lange klim omhoog. Terwijl de Italiaanse klimmers hun versnellingen plaatsen, moeten achterin steeds meer renners lossen. En dan slaat het weer plotseling volledig om. IJskoude neerslag spat uiteen op het asfalt. Verzorgers met dikke truien aan delenregenjasjes uit aan verkleumde renners die de rit zonder arm- of beenstukken zijn gestart. Supporters zoeken hun campers op. Voorbij de top veranderen druppels in vlokken, de weg wordt spiegelglad en het zicht beperkt zich tot enkele tientallen meters. Moerenhout komt in een klein groepje renners over de top. ‘Ik reed de eerste kilometers van de afdaling heel voorzichtig in de sporen van de auto’s naar beneden’.

Plukjes renners dalen met een slakkengang terwijl ze krampachtig proberen om nog een extra jasje aan te trekken. Marco Pantani mist een bocht en eindigt met een foliedeken om zijn magere lijf naast de auto van de rondearts. Terwijl de koersradio de ene na de andere opgave meldt, is Gilberto Simoni al bezig om eindzege van de Giro 2003 veilig te stellen. In het dal bij de kerktoren van het dorpje Chianale laat de roze trui het sprintje om ritwinst aan Dario Frigo en tikt de klok minuten weg voordat de eerstvolgende renners arriveren. Niemand weet op dat moment nog dat veel renners aan de laatste meters van hun Giro bezig zijn.

Aanvoerdersband
Aan het slot van die achttiende etappe krijgt Koos Moerenhout zonder het zelf te weten opeens de aanvoerdersband van zijn team omgehangen. ‘Er vormde zich tijdens die rit een groep achter het peloton, daarin zat ook Alessandro Petacchi in de paarse puntentrui. Die bus werd groter en groter. Vaak is dan de gedachte dat als de groep maar groot genoeg is, de renners niet uit de uitslag worden genomen. Maar dat gebeurde toen dus wel. Ik denk dat velen zich die dag misrekend hebben.’

Bijna veertig renners worden buiten tijd geplaatst, de jury kent geen mededogen. Ploeggenoten Gert Steegmans en Nick Gates zaten klappertandend achterin die vertraagde bus en ook zij mogen ook hun koffers pakken. Bij het avondeten blijkt Koos Moerenhout opeens de kopman van een onthoofde ploeg. Er wachten hem nog twee etappes en een tijdrit.

Een groot deel van de ploeg en het personeel vertrekt direct richting België. ‘Ik had opeens geen enkele haast meer om langs de masseur te gaan. Er was er speciaal voor mij nog één over. Plus een mekanieker, een ploegleider en een camperchauffeur en ik denk dat de dokter ook nog een dag is gebleven. Dat was het team. De ploegauto had nog één reservefiets op het dak en mijn tijdritframe zal wel achterin het campertje zijn gezet.’

Koos Moerenhout Peloton

’s-Avonds bij het eten vroegen ze aan Koos of hij het nog zag zitten om tot en met zondag in zijn eentje door te gaan. ‘Dat was voor mij geen vraag. Ik wilde door en proberen om er nog iets van te maken. Voor zover dat kon.’

‘Het werd wel echt een verhaal, ja’
Als Koos Moerenhout bij het tekenen van het startblad voor de 19e etappe in zijn eentje het podium betreedt, realiseert ook het publiek zich dat er bij Lotto-Domo inmiddels sprake is van een eenmansformatie. ‘De koersdirecteur van de Giro kwam nog voor de start van een rit naar me toe met wat bemoedigende woorden, en de RAI zoomde tijdens de etappe op me in vanuit de helikopter terwijl de commentator uitgebreid over mij vertelde. Het werd wel echt een verhaal, ja.

‘Ik voelde me echt even de koning te rijk’

’
In het peloton nemen renners van andere ploegen af en toe een bidonnetje voor hem mee en dollen ze hem met de vraag wanneer hij nu zijn ploeg eens op kop gaat zetten om de ontsnapping terug te halen. ‘Het was ook echt een bizarre situatie, niemand had dat eerder meegemaakt dat een ploeg onderweg zoveel renners kwijtraakt. Maar in een ronde van drie weken kan dat dus gebeuren.



Pavarotti aan het Lago Maggiore

Wat hem is bijgebleven van die laatste dagen zonder ploeggenoten, is de overweldigende rust die plotseling intrad. ‘In zo’n grote ronde word je drie weken lang geleefd, het is altijd een drukte van jewelste bij de ploeg. Vaak lig je ook in wat mindere hotels. Ik weet nog dat we uitgerekend toen geluk hadden met een statig hotel waar ik in mijn eentje op een hele grote kamer lag. Houten vloeren, hoge plafonds en uitzicht over het Lago Maggiore. Pavarotti hard aan op de speakers, echt genieten. In dat hotel ervaarde ik toen voor het eerst een moment van volledige rust. Ik voelde me echt even de koning te rijk.’

Relatief eenvoudig rijdt hij de laatste dagen van de Giro uit, hij eindigt als 53ste in het klassement op 1 uur en 41 minuten van eindwinnaar Simoni. De beloning van de ploegleiding volgt met zijn selectie voor de Tour. Was het voor hem daarmee een geslaagde Giro? ‘Nee, absoluut niet’, zegt Moerenhout beslist. ‘We hadden een rit gewonnen, dat wel. Maar als je als ploeg slechts met een renner uitrijdt…’

Tekst: Martijn Sargentini

Koos Moerenhout


Dit is een artikel uit Fiets 5. Bestel hem hier!