Als je aan het fietsen bent en je hartslag schiet ineens van 160 naar 220 en je krijgt pap in de benen, dan weet je dat er iets aan de hand is. Ondanks hun sportieve levenswijze lopen fietsers de kans op hartklachten. We gingen te rade bij sport-cardioloog Rienk Rienks.

Tekst: Erik van Lakerveld

Ik maakte het een aantal keer van dichtbij mee dat wielrenners te kampen kregen met hartproblemen. Bijvoorbeeld die keer dat we met mijn ploeg op een frisse wintermorgen een duurtraining en een trainingswedstrijdje hadden gecombineerd. Een van mijn ploeggenoten voelde zich niet lekker. Hij stapte in de ploegleiderswagen en reed daarna nooit meer met een rugnummer op. Of die fietsmaat die tijdens de Marmotte moest bijkomen in de berm, even wachten tot de toren hoge hartslag was gezakt. Hij haalde daarna alsnog de finish in een heel snelle tijd, maar moest wel met beademing op de been worden gebracht. Of mijn ploegleider, die na veertig jaar sportief leven op zijn hartslagmeter zijn hart ineens bokkensprongen zag maken.

Ons hart is, meer dan onze beenspieren, de motor op onze fiets. Als die hapert, vervliegt het vermogen. Als de motor stokt is het over en uit. Maar wat is de relatie tussen sporten en hartklachten? We gingen langs bij Rienk Rienks, sportcardioloog aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht.

Om maar met het slechte nieuws te beginnen: ja, je kunt van fietsen wel degelijk hartklachten krijgen. Dat geldt eigenlijk voor alle duursporten, legt Rienks uit. “Wat veel voorkomt bij duursporters – meer dan bij niet-duursporters – is het optreden van een afwijking die je boezemfibrilleren noemt. Dan is het ritme van de boezems van slag. Dat uit zich in een snelle en onregelmatige hartslag.”

Omdat de boezems, naast de hartkamers, ongeveer 20 tot 30 procent van de prestatie van het hart voor hun rekening nemen, is dat voor een fietser die dat overkomt vaak direct voelbaar. “Je hoort vaak dat mensen op de fiets zitten met een hartslagmeter en plotseling hun hartslag van 160 naar 220 of zo zien gaan. Ze krijgen pap in de benen.”

Sporthart

Dat juist duursporters gevoeliger zijn voor deze klachten komt door het intensieve gebruik van de hartspier. “Het probleem met duursporten en fietsen met name is dat het gaat om grote volumes die langdurig door het hart worden gepompt. Dat leidt tot een vergroting van de boezem. De hartspier kan dat meestal wel aan, maar de boezem is wat gevoeliger voor groter worden. Dan wordt-ie ook gevoeliger voor onregelmatigheid.”

Het is een normaal gevolg van fanatiek sporten dat het hart in omvang toeneemt. Artsen noemen dat een ‘sport-hart’. Problemen met de boezems horen daar niet bij. “Een sporthart gaat over normale condities: het hart wordt groter, de wand dikker en de hartslag lager. Dat is een normaal hart, maar zodra er ritmestoornissen bijkomen, is dat niet normaal meer.”

Lars Boom had last van hartritmestoornissen. De renner van LottoNL -Jumbo heeft ondertussen een ablatie ondergaan. Hierbij worden cellen in de hartwand weggebrand. Boom is inmiddels al weer in de koers te zien.

‘Je hoort vaak dat mensen op de fiets zitten met een hartslagmeter en ineens hun hartslag van 160 naar 220 of zo zien gaan. Ze krijgen pap in de benen’

Behalve hartproblemen tijdens inspanning zijn er ook sporters die juist het omgekeerde meemaken. Zij ervaren in rust juist klachten. “Dat zijn mensen die overslagen van het hart krijgen vanuit de hartkamer. Als ze wat gaan doen, is het weg. Dat zijn onrustige mensen. Die voelen zich niet lekker als ze tv zitten te kijken. Dat is heel lastig, want alle middelen die je zou kunnen geven, zorgen ook voor een vermindering van het prestatievermogen. En minder sporten is voor een sportman als vloeken in de kerk, maar het is soms een bijwerking van intensief sporten.”

Een ECG-strook. De bovenste twee registraties tonen boezemfibrilleren, de onderste twee normaal sinusritme.

Michael Goolaerts

Het was een beeld dat de kijkers naar de tv-beelden van Parijs-Roubaix zal bijblijven. In het begin van de koers nam de camera vanaf een volgmotor in het voorbijgaan een gevallen renner in beeld. Het was Michael Goolaerts, die in de berm lag. Op zijn rug, een vreemde houding voor een wielrenner.

Tijdens de wedstrijd werd duidelijk dat er sprake was van hartfalen bij de man uit Lier. Goolaerts werd op de kasseistrook van Viesly gereanimeerd en met een helikopter naar het ziekenhuis van Lille vervoerd. Daar overleed hij in de avond in bijzijn van zijn familie, slechts 23 jaar jong.

Drie dagen later, terwijl zijn ploeggenoten van Veranda’s Willems-Crelan met rouwbanden om de Brabantse Pijl betwistten, wees onderzoek uit dat de hartaanval van de Belg vóór zijn valpartij in de graskant kwam en dat het niet de val was die het infarct had veroorzaakt.

Profwielrenners ondergaan regelmatig inspanningstests waarbij ook het hart wordt meegenomen. Ook Goolaerts had in november nog een uitgebreide screening ondergaan. Daar werden geen afwijkingen geconstateerd. Hij had bovendien nooit melding gemaakt van klachten die aan hartproblemen gekoppeld zouden kunnen worden. Het noodlot kwam volledig onverwacht.

Verkalking

De meest voorkomende hartafwijking is verkalking van de kransslagader. “Dat speelt met name bij de oudere sporter. Nou ja oud. Veertig plus vinden wij al stokoud. Plotselinge doden vallen doorgaans in de categorie met kransslagaderproblemen.”

Bij veel sportbonden wordt dit gecheckt bij het verstrekken van wedstrijdlicen- ties. Een gezonde en actieve levensstijl betekent helaas niet dat je gevrijwaard bent van hartklachten. “Iemand die heel veel sport is niet immuun voor kransslagaderproblemen.” Onlangs nog deed Rienks mee aan een onderzoek naar mannen tussen de veertig en vijftig jaar (de MARC-studie). Mannen met een laag risicoprofiel: ze scoorden goed op een inspanningstest en hadden geen klachten. Een groep die onder normale omstandigheden nooit intensief door een cardioloog zou zijn doorgelicht. Toch bleek onder die groep 20 procent een afwijking te hebben. “Er is een aantal nog gedotterd en geopereerd. Dat is de groep die we eigenlijk te pakken moeten krijgen. Dat zijn de mensen die gezond en wel neerstorten.” Nu is het de praktijk om mensen met een laag risicoprofiel niet verder te onderzoeken. “Alles kits, zeg je dan. Maar het heeft ons wel enigszins verontrust. Ik denk dat dat een van de grote dingen voor de toekomst wordt: een coronaire CT-scan waarin je de afwijkingen van de kransslagader in beeld kan brengen.”

Een bijkomend risico van te weinig drinken is een hartinfarct

Screening

Uit voorzorg zou Rienks bepaalde groepen mensen een screening willen aanbieden. “Dat zal leiden tot een maatschappelijke discussie, want er hangt een prijskaartje aan. Er zullen mensen zijn die dat flauwekul vinden. Het percentage is laag, maar als jij net die ene procent bent, is het vervelend.” Wie met een haperend hart te maken krijgt, hoeft niet de rest van zijn leven als een bleekneusje binnen te blijven. Doorgaans is sporten nog goed mogelijk. “Mensen die een dotter of een stent hebben gehad kunnen onbekommerd sporten, want er is dan geen schade aan de hartspier. Ze krijgen dan een setje medicatie – aspirientje en een antistollingsmiddel. Dat moeten ze tot maximaal een jaar gebruiken en dat is het dan. Het is geen reden om niet meer te sporten of heel voorzichtig te zijn.” Datzelfde geldt ook voor een groot deel van de mensen die een hartaanval hebben gehad. “Al ligt dat wel aan de omvang van de aanval. Als er een aanzienlijke vermindering is van de linkerhartkamerfunctie, dan is het niet meer verstandig om helemaal tot het gaatje te gaan. Dan heb je meer risico op ritmestoornissen en zou je een aangepast schema moeten volgen. Niet stilzitten, maar ook niet zes keer de Alpe d’Huez op. Dan voeg je wel een extra risico toe, bij een beschadigd hart.” Bij ritmestoornissen biedt behandeling door een elektrofysioloog – de elektriciens onder de cardiologen – vaak uitkomst. Zij weten de klachten doorgaans te verhelpen en daarna kan de patiënt als vanouds sporten. “Elektro-fysiologie is tegenwoordig de therapie van keuze. Het succespercentage is heel hoog, maar het hangt af van welke ritmestoornis het betreft. Het risico-percentage is heel laag. Als je ritme-stoornissen aantreft, zeg je al gauw: ga naar een elektrofysioloog en laat er wat aan doen.”

Overigens merkt lang niet iedereen met ritmestoornissen dat echt. “Die denken: misschien ging het even wat minder, maar ik trap verder wel lekker door. Dan is dat ook goed. Die mensen hoeven niet naar de elektrofysioloog.”

Voorbeeld van aderverkalking in een kransslagader. De kransslagader is ongeveer 80 procent vernauwd.

MENSEN DIE EEN DOTTER OF EEN STENT HEBBEN GEHAD KUNNEN ONBEKOMMERD SPORTEN

Hartziekte

Een ander verhaal is sporten met een hartziekte. Dat draagt een groter risico in zich, maar de richtlijnen daarvoor zijn doorgaans erg conservatief. “In Amerika is het advies meestal om niet meer te sporten, behalve golf.” Rienks pleit voor een andere benadering, al vereist dat nauwkeurig onderzoek en goede begeleiding.

Kan je zelf nog iets doen om je hart in conditie te houden of is het duimen dat alles in je borstkas soepel loopt? Belangrijk is om onderweg goed op je vochtinname te letten. Dat is sowieso van belang, want een tekort van slechts 2 procent vermindert al merkbaar je prestatie in het zadel. Een bijkomend risico van te weinig drinken is een hartinfarct.

Normaal bloedvat.

Bloedvat met vernauwing door atherosclerose. Klachten zijn verminderd prestatievermogen, pijn op de borst bij inspanning.

Afsluiting van het bloedvat door stolsel. Wanneer niet snel verholpen leidt dit tot een hartinfarct.

Door uitdrogingen kunnen er stolseltjes in je bloed ontstaan die kunnen blijven haken aan oneffenheden in je hart en zo voor een infarct zorgen. “Dan kunnen mensen acuut zuurstoftekort krijgen en daaraan overlijden.” Vaak genoeg komen mensen met de schrik vrij. “Laatst ook weer een man. Die voelde zich tijdens het fietsen niet lekker, maar was toch stevig doorgefietst. Hij wilde niet opgeven, maar later bleek hij een infarct te hebben gehad.”

Het gevaar op een infarct door te weinig drinken dreigt tijdens de inspanning en het uur erna. “Je ziet wel eens dat iemand een marathon heeft gelopen – en dat ging goed – en als ze dan gaan zitten, krijgen ze ineens een infarct. Waarom krijgen ze dat dan en niet tijdens de inspanning? Daar is heel weinig onderzoek naar gedaan, maar ik denk dat de stroomsnelheid van het bloed meespeelt.”

Bij een hoge inspanning pompt het hart het bloed met flinke snelheid door je aderen en door het hart zelf. Een stolsel zal bij die kracht sneller worden weggespoeld dan bij een lagere snelheid, vermoedt Rienks. “Als mensen gaan zitten, dan daalt de hartslag en de stroomsnelheid en kan zo’n stolseltje wel blijven steken.”

Wat meespeelt is dat bijvoorbeeld zo’n bloedvatwand al wat beschadigd is door de hoge stroomsnelheden en dan komt er een klein stolseltje, maar dat wordt meteen weggespoeld omdat er nog te veel druk achter zit. Dan gaan die mensen op een gegeven moment zitten, de hartslag daalt, de stroomsnelheid daalt en dan kan dat stolseltje wel blijven zitten. Ik denk dat dat een van de factoren is, die het zou kunnen verklaren – ik weet niet of het waar is – dat het nog tot een uur erna problemen kan opleveren. Dat weten we niet precies. Voorlopig denk ik dat het zo is. Een andere verklaring heb ik er niet voor.”

Het hart houdt van sporten

Stoppen met sporten dan maar? “Alleen tijdens het sporten en tot een uur erna is het risico op hartproblemen groter. Maar als je regelmatig en intensief sport dan is je totale risico veel lager, bijvoorbeeld de helft van wanneer je niet sport.”

Het kleine extra risico dat er tijdens de inspanning bijkomt, valt in het niet bij de voordelen van sporten. Wie veel sport, loopt bovendien tijdens de inspanning ook minder risico op een hartprobleem dan mensen die slechts af en toe in het rood gaan. “Als je veel sport, wordt het toegevoegde risico van sport lager. Als iemand die ongetraind is ineens een heel zware inspanning gaat doen, dan heeft-ie een veel grotere kans op een hartinfarct dan iemand die veel sport.”

Het hart zelf krijgt tijdens een inspanning een boel te verduren, maar sporten heeft een gunstig effect op een aantal belangrijke andere risicofactoren in ons lichaam zoals cholesterol, suiker en bloeddruk. Per saldo is sporten dus gezond. “Het hart houdt wel van sporten. Als je het regelmatig doet, is je risicoprofiel beter.”