Het is niet vaak zo dat er in het wielrennen een nieuw onderdeel, een nieuwe discipline, bijkomt, maar Red Bull heeft het voor elkaar gekregen. Vorig jaar startten de makers van het energiedrankje met Kop over Kop, een mix van een omgekeerde team sprint en een ploegentijdrit. Dit jaar was de tweede editie en deden we zelf mee. Een kleine recensie leek ons wel op zijn plaats.

Het idee is heel interessant. Kop over Kop is een ploegentijdrit over honderd kilometer waarbij het team compleet moet finishen, maar waar het niet compleet aan begint. Iedere ploeg begint met één rijder en grofweg elke twintig kilometer komt er een coureur bij.

Gelijkmatig tempo

Het is vrij lastig om een goed gebalanceerde ploeg samen te stellen voor Kop over Kop. De gedachte: de beste rijdt de volledige honderd kilometer en de minste doet alleen het laatste stukje mee, gaat niet op. Zoals bij elke ploegentijdrit ben je namelijk gebaat bij een zo gelijkmatig mogelijk tempo. En dat is extra lastig als je niet tegelijkertijd begint. Je kan immers niet aan elkaar wennen.

Zelf draaide ik mee in een snelle ploeg, als tweede rijder. Toen mijn starter bij het aanhaakpunt voorbij stoomde moest ik, ondanks het feit dat ik ingereden had, alle zeilen bijzetten om in zijn tempo mee te gaan. Hij had immers al een dikke twintig minuten gehad om de spieren soepel en warm te krijgen.

Red Bull is gespecialiseerd in ‘extreme’ sportevenementen, denk aan downhill schaatsen, vliegtuigshows en andere gekkigheid. Zo extreem is Kop over Kop eigenlijk niet. De afstand van honderd kilometer is voor de gemiddelde toerrijder best te behappen en hoewel de strategie door de opzet van de wedstrijd uitdagend is, zou ik die niet extreem willen noemen.

Ongewild voldeed Red Bull toch wel aan hun imago, want het parcours was op grote stukken extreem ongeschikt. Mijn startende ploeggenoot, een ervaren renner die onder andere voor Skil-Shimano heeft gekoerst, had op weg naar het eerste punt al een hek geschampt en een stukje door de berm geploegd. Met zijn tweeën moesten we slalommen tussen hoofdweg en fietspad, normale fietsers ontwijken en stormden we met ruim vijftig kilometer per uur op veel krappe bochtjes, rotondes en paaltjes af. De gemiddelde toertochtorganisatie had zich zelfs bij die stukken in het parcours achter de oren gekrabd.

Pas nadat onze derde rijder aanhaakte werd het beter. Dat was na veertig kilometer. Het middenstuk was goed te doen: brede wegen en redelijk overzichtelijk allemaal. Het slotstuk daarentegen, op weg naar het NAC-stadion in Breda, was weer erg gevaarlijk. Vijf vermoeide wielrenners die de finish ruiken door een donker en smal fietstunneltje jagen is vragen om problemen.

Sowieso kende mijn ploeg een onveilig slot, want wij hadden na een lekke band nogal wat tijd nodig gehad om de boel weer gerepareerd te krijgen (volgwagens en mecaniciens zijn niet toegestaan). Tegen de tijd dat we weer op de fiets zaten was kennelijk de bezemwagen gepasseerd en reden we op een onbeveiligd parcours, al staat er in de reglementen niet dat dat kan gebeuren. Bij het eerste kruispunt na onze herstart werden we bijna door een Belgisch busje geschept.

We waren niet de enigen die door de organisatie in de steek gelaten waren. Op weg naar de finishplaats troffen we nog een dolende ploeg aan en een team die na een valpartij werkeloos in de berm stonden. In de laatste 250 meter moesten we de aanwijzingen van een verkeersregelaar negeren om nog over de finish te komen en een tijd op het aankomstbord te krijgen.

De gedachte achter Kop over Kop is leuk en op zich had Red Bull het evenement waar maar liefst 200 ploegen aan konden deelnemen redelijk onder controle en goed uitgewerkt. Maar er mag in de toekomst nog wel wat meer aandacht komen voor een geschikt parcours, de veiligheid van de deelnemers en de inzet van de bezemwagen.