In Fiets besteden we veel aandacht aan gadgets als vermogensmeters, zonder dat we uitgebreid ingaan op wat je er in de praktijk mee doet. In deze blog gaat Rodrick voor het eerst trainen met een vermogensmeter. Hier bericht hij wat hij dan tegenkomt.

A world of pain

WalterSobchakAls ik het Cycle Performance Centre in Eindhoven binnenwandel met mijn tas in de ene en mijn fiets aan de andere hand, moet ik op de een of andere manier aan de woorden Walter Sobchak denken, een karakter uit mijn favoriete speelfilm The Big Lebowski: ‘You’re entering a world of pain‘. Achter deze deur staat namelijk Edwin Achterberg al op me te wachten en die gaat mij straks aan een maximaaltest onderwerpen.

We gaan meten hoe hard ik kan fietsen en dat betekent dat ik over een uurtje of wat het zuur uit mijn oren zal voelen spuiten, mijn longen zich binnenstebuiten willen keren en mijn benen afstand van de rest van mijn lijf willen nemen.

Het is een compleet andere zone waar je dan in terecht komt en het vervelende is niet zo zeer het moment dat je in die world of pain zit, maar nu, een uurtje voordien. Dat je weet dat het gaat gebeuren. Pijn is minder erg als je het hebt, dan als je beseft dat je het gaat krijgen. Leermomentje trouwens, want pijn blijkt dus altijd mee te vallen, want minder erg als je het al hebt dan als je het verwacht. Maar dat terzijde.

Nulmeting

De test die we gaan doen is een nulmeting in mijn customer journey door het land van het trainen met vermogensmeters. Leuk zo’n apparaat waarmee je kunt meten hoe hard je tegen trappers kunt duwen, maar wat gaan we met die informatie doen? En is die informatie een investering van 600 euro plus waard?

Dat Cycle Performance Centre is trouwens een inspirerende plek, mede opgezet door Edwin Achterberg, die ook voor onze papieren uitgave schrijft. Hij wil er alle kennis rondom fietsen en het lijf van een fietser bundelen, met alleen maar fietsers die die kennis binnenbrengen. De arts die naar je longen kijkt? Fietst. De sportpsycholoog? Fietst ook. Zo praat iedereen dezelfde taal en voel je je als fietser helemaal op je gemak.

Op mijn gemak stelt me ook Peter Schep, tegen wie ik aanloop op de gang. Hij is tegenwoordig verantwoordelijk voor de trainingsbegeleiding bij het opleidingsteam van SEG, dat hier ook is gevestigd. Ik ken hem van de koersjes op de Nedereindseberg en we kunnen het altijd goed vinden. We praten wat en hij besluit te blijven plakken om mijn test bij te wonen. We dollen wat, vraag of hij een contract voor de beloftenploeg alvast op mijn naam kan uitschrijven, maar het verbergt allemaal een beetje de angst om straks diep te moeten gaan.

Er is geen weg terug. En dat geeft gelukkig ook niet. Ik ben hier voor informatie en van informatie word je wijzer. Mijn fiets wordt gemonteerd (fijn dat je de test op je eigen fiets kunt doen!) en ik word ingesnoerd met allemaal zichzelf vacuüm zuigende napjes op mijn lijf. Fijn is anders, maar het is voor een goed doel.

Ik snap ook weer waarom we Edwin hebben gevraagd als schrijver bij ons. Hij is sportarts, maar kan die kennis ook perfect uitleggen voor gestudeerde leken zoals ik. Hij loopt me door de test. We beginnen met een gezondheidstest. Edwin maakt een hartfilmpje en checkt bloeddruk. Dat is best lang geleden. Gek eigenlijk, want op mijn leeftijd (ik ben 48 jaar), is dat best wel iets dat je wat strakker in de gaten zou moeten houden. In mijn hoofd kan ik dan wel 18 zijn, maar mijn lijf tikt de 50 aan. En daar ben ik niet de enige in. We meten mijn longen en mijn ademhaling.

Het gezondheidsdeel maakt duidelijk dat er met mijn hart, longen en bloed niets mis is. Pfew. Daar ontsnapte een zuchtje van opluchting. Vervolgens mag ik gaan fietsen. De bedoeling van de test is dat het apparaat steeds meer tegendruk gaat geven, waardoor ik steeds vermoeider ga worden. Op een zeker moment zal ik zo moe zijn dat ik er wel mee moet stoppen: maximaal. Uit de test kunnen allerlei zaken worden afgeleid en bepaald, maar de voornaamste zijn mijn aërobe en anaerobe drempel.

De eerste drempel is grofweg het moment waarop mijn lijf van vetverbranding overstapt op het verbranden van koolhydraten. De tweede drempel is waar mijn lijf stopt met het verbranden met de hulp van zuurstof, het moment waarbij het bloed niet meer in staat is minimaal evenveel afvalstoffen af te voeren als dat ik aanmaak. De verzuring dus. De world of pain.

Testprotocol

Dat doen we volgens een vaste opbouw, protocol genaamd. Dat protocol kan wisselen en is zeer bepalend voor de cijfers die uit de test gaan rollen. Denk aan een schaatser. Bij een vijf kilometer zal die schaatser harder op zijn benen duwen dan bij een tien, maar uiteindelijk gaan ze net zo kapot. We kiezen voor een relatief langzame opbouw van 30 watt per vijf minuten. Een jaar of tien geleden deed ik ook al eens zo’n test, maar toen voerden we de druk op met 15 watt per minuut. Dan ben je dus veel sneller aan je einde, waardoor de inspanning korter is en je dus ook veel harder kunt trappen.

Het begin gaat goed. Ik moet even wennen aan de houding, aan de statische belasting van fietsen op een niet-bewegende fiets. Maar na vijf minuten is dat weg. Ik zoek een focuspunt op het dashboard voor me. Geen hartslag, maar kijk ik naar cadans of vermogen? Ik besluit ze allebei in de gaten te houden.

De cadans om het proces te monitoren: ik houd ‘m op 87-88 omwentelingen. Het vermogen, dat langzaam oploopt, is mijn output, het doel waar het om draait. Ik stel ze als ze langskomen: bij 70 watt is het 1 watt/kilogram lichaamsgewicht. Zo tel ik door naar 280: 4 watt/kg. Ik voel me nog goed. Pas bij 300 begint de world of pain. Maar dat is de crux van zo’n test: dan gaat de curve van de pijn en de verzuring steiler en steiler oplopen, tot het ineens over is.

Je kunt het al horen aan de mensen om je heen. Je weet dat als er gewoon gepraat wordt, er niks aan de hand is. Pas als ze gaan aanmoedigen, weet je dat je einde nabij is. ‘Je kunt het. Kom op. 310 watt, best goed voor een ouwe man,’ zeggen Schep en Achterberg. Goed bedoeld, maar ik hoor het nog maar half. Door het zweet dat mijn oren uitspuit, vermengt met pijn en zuur. Dan stelt Edwin een tussendoel voor, dat mijn einddoel wordt. ‘Kom op, die 330 is in bereik, die moet je halen’. Ik haal ‘m en stort in.

Brij aan informatie

Teleurstelling. Ok, ik ben in de loop van de jaren een watt of 50, 60 kwijtgeraakt, maar dat is het niet. Ik heb het gevoel dat er meer in had gezeten. Als ik geen einddoel had gehad, was ik niet ingestort bij 330, houd ik mezelf voor.

‘Maak jezelf niet gek,’ zegt Edwin. ‘Het is goed hoor, want het is een teken dat je snel herstelt. Maar je hebt het maximale eruit gehaald. Meer zit er niet in. Dat kan ik zien aan de curves.’ Hij wijst naar de beeldschermen met grafiekjes en statistiekjes. Een brij aan informatie waar ik nog geen wijs uit kan. Dat komt later, bij de analyse, als Edwin een rapport heeft kunnen maken. Nu wankel ik naar de douche. 330 Watt, niet slecht voor een oude man, suddert het door in mijn hoofd.

Meer over de analyse van Edwin Achterberg en Peter Schep in een volgend Wattblog.

Je vindt alle afleveringen van de Wattblogs hier.